6. Water geven, leven schenken.
Water in Israƫl.
Zo vaak de nieuwsmedia informeren over de spanningen en onvrede in het Midden-Oosten, zo weinig hoor je over de belangrijkste oorzaak van het tekort aan vrede tussen Israƫl en de omringende landen. Het tekort aan water1. In het voorjaar van 2000 vroeg de pers bijvoorbeeld breed aandacht voor het Wereld Water Forum in Den Haag onder voorzitterschap van prins Willem-Alexander. Haast verscholen in al dat nieuws werd echter ook gezegd dat de Zesdaagse oorlog van 1967 door Israƫl begonnen is om de watervoorziening in Israƫl zeker te stellen. Niet zo lang daarvoor kon men in de pers horen en lezen dat de verdeling van water ƩƩn van de belangrijkste reden was dat het vredesberaad tussen Israƫl en Syriƫ stuk liep. Syriƫ is namelijk net zoals Israƫl en Jordaniƫ in hoge mate afhankelijk van het water van de Jordaan en de Yarmuk, een zijrivier van de Jordaan. Vooral nadat de Turkse regering de afgelopen jaren grote stuwdammen in de bovenloop van de Eufraat en Tigris heeft laten aanleggen. De Golan-hoogvlakte is daardoor van enorme strategische betekenis geworden. Wie de Golan bezit, bezit namelijk de bronnen van de Jordaan en de onuitputtelijke waterreserves van de Hermon2. In hun drang tot zelfbeschikkingsrecht is de beschikbaarheid van water voor de Palestijnen dan ook een uiterst belangrijk geworden. Zodra de Palestijnen vrije beschikking hebben over de Gaza-strook en Westelijke Jordaanoever, hebben zij ook de beschikking over de enorme ondergrondse waterreserves in die gebieden.
Precies wat de Palestijnen zo hard nodig hebben. In de zomer van 2001 kopte de krant bijvoorbeeld 'Israƫl staat voor de ergste watercrisis in de geschiedenis' en meldde vervolgens dat door het uitblijven van de regen en het dalend waterniveau in het meer van Galilea, water in de Palestijnse gebieden op rantsoen gesteld was. Al een paar maanden kwam daar gedurende een aantal uren per dag geen water uit de kraan, terwijl de Israƫli water in overvloed blijven gebruiken. Ook vanuit de Palestijnse gebieden3. Geen wonder dus dat de Palestijnen alle mogelijke moeite doen het zelfbeschikkingsrecht over die gebieden te verkrijgen. Of op zijn minst letterlijk waterdichte afspraken willen maken over het waterbeheer in deze gebieden4. Maar of die afspraken ook een garantie voor duurzame vrede zullen blijken te zijn, wordt door menig Midden-Oosten expert in hoge mate betwijfeld5. Sommige van hen voorspellen zelfs dat de volgende oorlog tussen Israƫl en de Arabische landen opnieuw over water zal gaan. Dat is precies wat de apostel Johannes zag toen hij op Patmos in de tijd vooruit mocht zien. Hij zag toen onder meer dat het opdrogen van het water in de Eufraat voor de landen ten oosten van Israƫl6 de aanleiding was voor een wereldoorlog die op en om Israƫlisch grondgebied werd uitgevochten7.
Hoe ernstig het watertekort in onze tijd de vrede in het Midden-Oosten bedreigt, het is niet een probleem van onze tijd alleen. Tweeduizend jaar voordat Johannes zag wat meer dan tweeduizend jaar na hem zou gebeuren was het watertekort ook al de oorzaak van conflicten tussen de Joden en de Palestijnen en hun oosterburen. Ook toen bepaalde de aanwezigheid van water het strategisch belang van een gebied en was de afwezigheid van water soms oorzaak van felle strijd. Toen de IsraĆ«lieten op hun tocht door de woestijn aankwamen bij Rafidim, het huidige Wadi Refayid ongeveer 20 kilometer ten noordwesten van de SinaĆÆ, beletten de Amelekieten hen gebruik te maken van het schaarse water dat daar was8. Toen Mozes in opdracht van God water uit de rots had laten komen, vielen zij de IsraĆ«lieten prompt aan om hen te verjagen en de nieuwe waterbron in bezit te nemen. Ook in het land KanaƤn was de beschikbaarheid van water voor de IsraĆ«lieten soms oorzaak van twist en nijd of zelfs openlijk geweld. Dat begon al toen Abraham nog maar net in KanaƤn was aangekomen en zijn herders ruzie kregen met die van Lot over de weidegebieden. De ruzie en beschikking over water ging zelfs zover dat het tot een zeker breuk tussen Abraham en Lot leidde. Een paar jaar later was de beschikbaarheid van water ook voor IsaƤk, de zoon van Abraham, oorzaak van ruzie en nijd. Zijn herders kregen toen ruzie met de bewoners van Gerar (in de huidige Gaza-strook) over de waterputten en de bron die zij bij het graven daarvan hadden ontdekt.
Maar hoe schaars water in KanaƤn ook was en nog altijd is9, toch was het een goed en vruchtbaar land voor de IsraĆ«lieten. Althans wanneer er regen valt en de natuurlijke waterreservoirs zich met water vullen. Daaraan moesten de IsraĆ«lieten na twee eeuwen Egypte heel erg wennen10. In Egypte was altijd water11. Dus ook altijd voedsel. Zelfs in droge periodes wanneer het leven in KanaƤn haast onmogelijk was12. De IsraĆ«lieten waren in de tijd dat zij in Egypte woonden zo gewend aan de zekerheid van water en voedsel dat zij ook slaaf van hun materiĆ«le welvaart waren geworden. Wat leven in afhankelijkheid van en vertrouwen op God was, wisten zij eigenlijk niet meer. De uittocht uit Egypte was daarom in dubbel opzicht voor hen een bevrijding en uitzicht op nieuw leven13. Een bevrijding van de slavernij en hun afhankelijkheid van welvaart. En uitzicht op een nieuw leven in vrijheid en afhankelijkheid van God. Want God Zelf zou voor hen zorgen in het Beloofde Land. Wanneer zij zich in alles helemaal en volledig afhankelijk wisten van de HERE God en leefden zoals Hij wilde dat zij zouden leven, zou Hij altijd voldoende regen geven. Precies op tijd en voor mens en dier. Zoals gezegd waren de IsraĆ«lieten na twee eeuwen Egypte ontwend zich afhankelijk van God te weten. Dat moesten zij eerst leren voordat zij KanaƤn konden binnengaan. Daarom stuurde God hen de woestijn in om daar honger en dorst lijden. Om te leren dat de HERE God zelfs brood uit de hemel en water uit de rotsen kan en zal geven als dat nodig is. Daarom was het ook zo verschrikkelijk verkeerd van Mozes en AƤron toen zij bij Meriba net deden alsof zĆj water uit de rots konden geven. Dat ging namelijk dwars tegen Gods les in om alleen op Hem te vertrouwen. Daarom mochten Mozes en AƤron de IsraĆ«lieten KanaƤn niet meer binnenbrengen. Want dan zouden zij wellicht hun vertrouwen op of ook op hĆ©n stellen en niet alleen op de HERE God als enige Bron van Leven.
Toen de Israƫlieten eenmaal in KanaƤn woonden, kregen de lessen in vertrouwen een heel ander karakter in het Sabbatsjaar en Loofhuttenfeest. Eenmaal per zeven jaar moesten zij het land een sabbat gunnen door het onbewerkt te laten en niet te zaaien of te oogsten. Ieder jaar moesten zij het Loofhuttenfeest vieren om God te danken voor wat Hij gaf. Als herinnering aan de toch door de woestijn en de lessen in vertrouwen die God hen daar gaf, moesten zij dan in provisorische hutjes wonen met een halfopen dak. Het dak gaf beschutting, maar moest toch open zijn. Als symbool van de beschuttende schaduw van het geloof, maar tegelijkertijd zo open dat het zicht op de hemel bleef. Alleen al daarom zouden de Israƫlieten nauwelijks kunnen vergeten het Loofhuttenfeest te vieren. Maar toen zij in KanaƤn waren, vergaten zij het toch. Zo was er op den duur niet veel meer over van hun vertrouwen op God. In de tijd van de profeet Jeremia vertrouwden zij liever op grootmachten als Assyriƫ en Egypte. Pas nadat God hun in de ballingschap opnieuw een jarenlange les gaf in vertrouwen14 kreeg het Loofhuttenfeest voor hen de glans en betekenis die God wilde dat het zou hebben.
Water in Sichar.
Toen Jezus na de gevangenneming van Johannes de Doper naar Galilea terugging, wilde Hij beslist via Samaria reizen. Hoewel de discipelen heel goed begrepen dat Jezus Zich liever even niet liet zien in de plaatsen waar Johannes tot voor kort nog had gedoopt15, vonden zij het maar vreemd dat Hij juist die route koos. De route door Samaria is niet alleen veel moeilijker dan door het vlakke Jordaandal16 maar geen Jood die zichzelf respecteert zal door Samaria reizen. Joden gaan niet met Samaritanen om. Zij waren niet alleen indringers die de plaats van hun verdreven volksgenoten hadden ingenomen, maar ook heidenen die de God van de Joden alleen maar uit eigenbelang dienden maar intussen hun eigen goden trouw gebleven waren. Voor Jezus lag dat echter allemaal anders en was dat geen reden de Samaritanen te mijden17. Toen Jezus met de discipelen de dag na hun vertrek18 rond het middaguur19 bij het Samaritaanse dorpje Sichar aankwamen, besloten zij bij de bron van Jakob even uit te rusten. Toen de discipelen even boodschappen gingen doen en Jezus bij de put wachtte tot zij weer terugkwamen, kwam er plotseling een vrouw aan die water wilde putten. Dat was vreemd. Water haal je niet op het heetst van de dag; dat doe je in de avondschemering als het wat koeler wordt20. Maar dat wilde de vrouw blijkbaar niet. Want wanneer zij laat in de namiddag water zou halen, zou zij daar alle vrouwen van het dorp ontmoeten en voor de zoveelste keer hun smalende opmerkingen over haar zwalkend liefdesleven moeten aanhoren. Daar had zij onderhand meer dan genoeg van. Vooral omdat er nog nooit iemand geweest was die gevraagd had wat haar probleem nu echt was of een beetje begrip had voor haar dorst naar echte liefde en zekerheid. Op begrip en aandacht zat zij na zoveel jaren trouwens niet meer te wachten en op smalende opmerkingen over haar mislukte liefdes helemaal niet. Daarom zocht zij de hitte van de dag en dus stilte bij de put maar op om haar dagelijks portie water te halen21.
Het moet voor haar dan ook even een schok geweest zijn toen zij in de verte iemand bij de put zag zitten. Een man nog wel! Toen zij dichterbij kwam en zag dat de Man een Joodse man was, was dat gevoel van onbehagen gauw over. Joodse mannen praten niet met vrouwen22 en helemaal niet met Samaritaanse. Maar juist toen de vrouw haar kruik weer uit de put naar boven haalde, vroeg de Man haar een beetje water te geven. Verschrikt keek de vrouw op en vroeg verbaasd waarom Hij haar om water vroeg. Joden minachten Samaritanen immers. Met mensen die je minacht, ga je niet samen eten23. Laat staan dat je samen met hen uit dezelfde kruik drinkt. De vrouw wist echter niet dat Jezus helemaal niet wilde dat de vrouw Hem water zou geven, maar Hij de vrouw. Daarom zei Hij tegen haar dat als zij geweten zou hebben wie Hij was, zij Hem al veel eerder om water zou hebben gevraagd. Dan zou Hij het haar prompt gegeven hebben. Dat kon de vrouw nauwelijks geloven en toch intrigeerden die woorden haar. Zij vroeg de man -want dat was Jezus nog steeds voor haar- hoe hij dat eigenlijk dacht te zullen doen? Hij had niet eens een kruik bij zich. Of was hij soms machtiger dan Jakob die de put geslagen had en kon hij 'zo maar' water uit de diepe put halen? Eigenlijk wel een goede vraag, hoewel zij wel voorbij ging aan wat Jezus over levend water zei. Daarover wilde Hij nu juist met de vrouw spreken. Hij zei daarom tegen de vrouw dat wie het water uit de put drinkt weer dorst krijgt, maar wie het water drinkt dat Hij geeft nooit meer dorst zal hebben. Sterker nog, wie het water drinkt dat Hij geeft, zal zelf een bron van levend water worden! Dat leek de vrouw wel wat. Nooit meer met kruiken sjouwen en voor altijd verlost van de smalende opmerkingen van de vrouwen! Dat water wilde zij wel. Maar Jezus gaf het haar niet, nog niet. Wel vroeg Hij aan de vrouw om haar man op te halen.
Toen sloeg de schrik de vrouw pas echt goed om het hart. Was die Man soms een Joodse priester. Sprak Hij daarom met haar over levend water? Wilde Hij haar, naar de wet van Mozes, soms dat water vermengd met straatvuil laten drinken? Om haar te ontdekken aan haar overspel! Dat nooit! Daarom zei zij haastig dat zij geen man had. Dat was nog waar ook. Maar verhulde wel de waarheid. Want de man met wie zij nu na vijf mislukte huwelijken samenwoonde was haar man niet. Toen Jezus de vrouw op die manier met haar eigen realiteit confronteerde, wist de vrouw helemaal niet meer hoe zij het had! Die Man was niet alleen een priester, Hij was ook nog een profeet! Hoe kon Hij anders weten hoe zij leefde! Haastig probeerde de vrouw daarom de aandacht van haarzelf af te leiden en vroeg Jezus waar de HERE God nu eigenlijk aanbeden moest worden. Is dat in Jeruzalem, zoals de Joden beweerden, of kon dat net zo goed -of zelfs beter- op de berg Gerizim zoals de Samaritanen gewend waren. Want de Joden beweerden wel dat de berg Moria, de berg waar Abraham moest bewijzen dat hij volkomen op God vertrouwde, de berg is waar later de tempel gebouwd werd. Maar dat was nog maar de vraag. Volgens de Samaritanen lag de streek Moria in de buurt van de berg Gerizim24.
Daarop duidde ook de naam MorĆ©, het eikenbos bij Sichem. De plaats die bij uitstek spreekt van vertrouwen op de HERE God. Want toen God tegen Abraham gezegd had huis en haard te verlaten om naar een vreemd land te gaan om daar in welvaart uit te groeien tot machtig volk, hoorde Abraham jarenlang niets meer van God. Pas toen hij in KanaƤn was aangekomen nam God weer contact met hem op. Bij Sichem, waar hij opnieuw de belofte kreeg dat het hele land voor hem en zijn kinderen zou zijn. Nog wel op een moment dat Abraham nog helemaal geen kinderen had en Sara onvruchtbaar was en te oud om nog kinderen te krijgen. Toch geloofde Abraham de HERE God en vertrouwde hij erop dat Hij zou doen wat Hij had beloofd. Daarom bouwde hij toen daar zijn eerste offeraltaar in KanaƤn en werd Sichem, om zo te zeggen, de eerste gebedsplaats in KanaƤn. Sichem was ook de plaats waar Jakob bij zijn terugkeer in KanaƤn zijn hele familie eens en voor altijd liet breken met de afgoden en hen voor de HERE God liet kiezen. Daarom bouwde ook hij bij Sichem een altaar voor de HERE God. Toen honderden jaren later de IsraĆ«lieten na hun bevrijding uit Egypte in KanaƤn aankwamen om daar te wonen, liet Jozua hen uitgerekend bij Sichem definitief breken met de afgoden en helemaal voor God te kiezen met de āAkkoorden van Sichemā.
De vraag van de Samaritaanse vrouw waar God aanbeden moest worden was dus eigenlijk helemaal niet zoān vreemde vraag. Het getuigde in zekere zin van groot historisch besef en diep religieus inzicht. Toch maakte zij met haar vraag opnieuw een heel omtrekkende beweging en leek zij voorbij te gaan aan de kern van Jezus' woorden. Want wat had die kerkelijke kwestie nu met haar privĆ©leven te maken? Toch niets! Hoe kwam zij er in vredesnaam bij om juist daarover te gaan praten? Onbegrijpelijk! Maar doen wij soms niet precies eender wanneer iemand ons een indringende vraag stelt over ons persoonlijk geloofsleven? Maken wij dan ook niet liever een omtrekkende beweging? Is de liturgie dan bijvoorbeeld niet ineens veel belangrijker? Of het vervagend kerkbesef van anderen? Daar kan je als broeders gemakkelijk een hele avond over doorpraten. En na afloop ook nog dankbaar en tevreden zeggen dat het toch mooi is dat je als broeders zo open en van tot hart kunt praten over de dienst aan God. Inderdaad, maar intussen ben jij wel buiten schot gebleven! Net zoals de Samaritaanse vrouw. Of toch niet. Want met haar omtrekkende beweging had zij, of zij wilde of niet, toch wel de kern van het goede nieuws van de HERE God geraakt! Door de komst van Jezus was het immers niet langer van belang wƔƔr mensen bidden, maar hoe zij bidden. Toen Jezus dat tegen de vrouw zei, bedacht zij ineens dat die Man bij de put wel eens de Messias kon zijn. Want net zoals de Joden geloofde zij in de komst van de Messias. Net zoals zoveel Samaritanen meende zij stellig dat de Messias ook naar Samaria komen om het goede nieuws van God te vertellen! Maar zij durfde het haast niet te vragen. Dat hoefde ook niet. Jezus zei het haar zonder dat zij het vroeg!
Dat was eigenlijk een wonder op zichzelf. Nog nooit eerder had Jezus zo concreet tegen een mens gezegd dat Hij de Messias was. Ook niet tegen de discipelen, die juist op dat moment terugkwamen met de boodschappen doen. Verbaasd zagen zij al op afstand dat Jezus met de vrouw sprak. Maar Hem vragen waarom Hij dat deed of waarover Hij sprak durfden zij niet. De vrouw daarop aanspreken was niet bepaald naar de gewoonte van toen en daar. Trouwens daarvoor kregen zij niet eens de kans. Want de vrouw wist niet hoe gauw zij naar het dorp moest gaan om te vertellen wat haar was overkomen. Zij vergat zelfs haar kruik water mee te nemen. Zou die Man echt de Christus zijn? Dat moest haast wel. Hij wist immers precies hoe groot de puinhoop was van haar liefdesleven! Dat moest zij aan haar dorpsgenoten vertellen! Zij vergat zelfs dat zij al jarenlang haar dorpsgenoten gemeden had om niet te hoeven vertellen over haar huwelijksleven! Zo gaat dat wanneer je Jezusā woorden indrinkt. Dan word je een fontein van leven gevend water en moet je spreken ook al wilde je niet. Dan brengen, zoals bij de Samaritaanse vrouw, zelfs de verhalen over je mislukkingen mensen ertoe om naar Jezus te luisteren en in Hem te gaan geloven. Zulke wonderen gebeuren wanneer Gods Geest bezit van jou neemt!
Water in Jeruzalem.
Toen Jezus een paar dagen later in Galilea aankwam, werd Hij daar tegen Zijn verwachting in heel hartelijk ontvangen en geloofden veel mensen dat Hij werkelijk een groot profeet was. Vooral toen Hij duizenden mensen te eten gegeven had met maar vijf broodjes en twee visjes. Er waren zelfs mensen die meenden dat Hij de nieuwe Elia was die God beloofd had te sturen. Jezusā eigen broers25 dachten daarover echter heel anders, zij geloofden er niets van dat Hij de Christus was. Zij vonden dat wanneer Hij werkelijk zo machtig was als de mensen meenden, Hij maar naar Judea gaan en daar laten zien wie Hij was. In het najaar, tegen de tijd dat veel mensen naar Jeruzalem zouden gaan om Grote Verzoendag en het Loofhuttenfeest te vieren26 zeiden zij dat ook met zoveel woorden tegen Hem. Maar dat leek Jezus niet te willen. Hij zei althans tegen Zijn broers dat zij maar zonder Hem moesten gaan. Niet dat Hij het Loofhuttenfeest zou overslaan, maar Hij ging liever wat later en alleen. Want het Loofhuttenfeest overslaan zou Jezus nooit doen. Hij was immers net zoals iedere Jood aan de wet van Mozes gebonden. En wilde daarom beslist, net zoals iedere gelovige Jood, het Loofhuttenfeest in Jeruzalem te vieren en tien procent van Zijn inkomen naar de tempel te brengen als dank aan God voor alles wat Hij gaf naar lichaam en geest. Ook Hij wilde met al Zijn volksgenoten in loofhutten wonen en het gebed om redding zingen. Want het Loofhuttenfeest was immers niet alleen het feest van wat was, maar vooral het feest van wat komen zal. Het tijdelijk wonen in de hutten leerde de Joden dat zij wel in het beloofde land waren, maar hun eindbestemming nog niet hadden bereikt. De offergave was symbool dat de oogst wel binnen was, maar nog niet genuttigd. Dat betekende ook dat het Loofhuttenfeest ook het feest van vertrouwen op God was,. God had immers beloofd dat wanneer het Joodse volk in vertrouwen op Hem zag, de toekomst met vertrouwen tegemoet kon worden gezien. God woonde immers bij Zijn volk!
Daarom werd de tempel van Salomo pas 11 maanden nadat de bouw voltooid was27 ingewijd, op het Loofhuttenfeest. En werd na de ballingschap het nieuwe begin van de offerdienst in de tempel uitgerekend op het Loofhuttenfeest gemaakt! Dat de typisch Joodse ceremonie zo innig met het Loofhuttenfeest vervlochten was, betekende echter niet dat het Loofhuttenfeest een feest was voor de Joden alleen. Integendeel zelfs, het Loofhuttenfeest was, meer nog dan de andere Joodse feesten, een feest voor alle volken op aarde. Daarop was de liturgie en ceremonie van het feest juist heel nadrukkelijk gericht. Tijdens het feest moesten namelijk zeventig stieren geofferd worden. Zeventig, voor de Joden het symboolgetal van alle volken op aarde. En aan het begin van het Loofhuttenfeest moesten de Joden een loelav-stel maken28 een bosje takken van vier verschillende bomen29 waarmee zij tijdens het feest naar de vier windstreken moesten zwaaien30 als symbool van Gods universele vrede voor alle volken op aarde. Wat dat betreft is het eigenlijk vreemd dat wel de eerste twee Joodse oogstfeesten, Pasen en Pinksteren, een plaats in de nieuwtestamentische kerk kregen maar het Loofhuttenfeest als meest universele oogstfeest nauwelijks meer werd dan een dankstond voor gewas en arbeid31.
Wat zou het toch mooi geweest zijn wanneer, zoals het Joodse Pascha het nieuwtestamentische Paasfeest werd32 en het Wekenfeest het nieuwtestamentische Pinksterfeest33, het Loofhuttenfeest een volwaardige en opvallende plaats in de nieuwtestamentische kerk gekregen zou hebben. Vooral omdat het Joodse Loofhuttenfeest een heel wezenlijk verschil met het christelijke geloof demonstreert. Tijdens het Loofhuttenfeest wonen de Joden namelijk in provisorische hutten met halfopen dak. Voor hen betekent dat niet minder dan dat zij rechtstreeks in gebed tot God kunnen gaan en dat God hen op aarde ziet zodat Hij weet wat Zijn kinderen nodig hebben. Dat betekent dat de weg naar God open is. De Joden hebben dan ook niemand nodig om tot God te gaan. Daarin verschilt het christelijke geloof principieel. Christenen geloven dat de weg naar God voor mensen open is omdat Jezus die weg weer open gemaakt heeft en dat zij daarom alleen dankzij Hem en door Hem tot God gaan. Wat zou het daarom mooi geweest zijn, en misschien wel heel erg terecht, wanneer het Loofhuttenfeest het christelijke feest van de komst en wederkomst van Jezus was geworden34. Het feest dus van de nieuwe hemelaarde. Want zoals Abraham in vertrouwen op God uitzag naar de stad die God Zelf had gebouwd zien Christenen in vertrouwen uit naar het nieuwe Jeruzalem waar God voor altijd bij hen zal wonen.
Voor de Joden in Jezusā tijd lag dat nieuwe Jeruzalem overigens wel heel ver achter de horizon. Het nieuwe Jeruzalem dat zij verwachtten was een aards Jeruzalem. Een Jeruzalem voor het hier en nu, waar niet de Romeinen maar zij het voor het zeggen hadden35. Dat stempelde heel hun denken en voedde hun verlangen naar de komst van de beloofde Messias. Vooral op het Loofhuttenfeest wanneer het water op het altaar werd gestort. Want daarop doelde de profeet Zacharia immers toen hij sprak over het Loofhuttenfeest als feest voor alle volken op aarde. Dat hadden hij en de profeet EzechiĆ«l voor ogen toen zij spraken over leven gevend water dat uit Jeruzalem zal stromen voor eeuwig en altijd. Vanwege de Romeinse overheersing stond dat de mensen in de tijd dat Jezus optrad heel helder voor ogen. Omdat Hij al eens over leven gevend water had gesproken, zagen veel mensen36 gespannen uit naar wat Jezus op het Loofhuttenfeest zou doen. Heel veel mensen spraken over Hem. Heel stiekem weliswaar omdat de Joodse leiders Hem zochten om Hem te kunnen doden. Halverwege het feest liet Jezus echter Zijn aanvankelijk voorzichtigheid varen door de mensen openlijk op het tempelplein toe te spreken. Wonderlijk genoeg was er toen echter geen FarizeeĆ«r die Hem ook maar een strobreed in weg legde. Het leek wel of zij hun mening over Hem hadden herzien. De mensen vonden daarom Zijn opmerking dat de FarizeeĆ«rs Hem wilden doden dan ook wel wat overdreven. Maar zo overdreven was die opmerking niet. Want toen Jezus zei dat Hij van God kwam en door God gezonden was, bleek dat de FarizeeĆ«rs helemaal niet van mening veranderd waren. Om die uitspraak en om wat de mensen over Hem zeiden stuurden zij de tempeldienaars op Jezus af om Hem gevangen te nemen. Daarmee leek de kans dat Hij nog tijdens dat Loofhuttenfeest tot bijzondere daden zou overgaan vervlogen.
Toen Jezus echter zei dat Hij ergens naartoe zou gaan waar mensen hem niet konden vinden of volgen herleefde die hoop weer. Ging Hij naar de Joden in de verstrooiing of zou Hij andere volken gaan bekeren? Dat zou mooi zijn, want dat was precies wat de profeten hadden voorzegd dat eens op het Loofhuttenfeest zou gebeuren37! Vrijwel alle mensen keken daarom buitengewoon gespannen uit naar wat Jezus zou doen op de laatste dag en hoogtepunt van het feest. Want die dag stond, nadat zij tijdens de eerste zes dagen door de voorlezing van het boek van de Prediker erbij bepaald waren dat het leven van een mens eigenlijk zinloos is als hij het zicht op God is kwijtgeraakt, helemaal in het teken van vertrouwen op God. Dat begon al vroeg in de ochtend wanneer men in optocht naar de vijver van Siloam ging om een kruik met water te vullen en die vervolgens onder luid gejuich en gezang naar de tempel bracht die daar door de priester op het altaar zou worden leeggegoten.
Zo was dat ook op de voorgaande dagen van het feest gebeurd. Dat het waterstorten in de tijd van Jezus zo'n opvallend belangrijke plaats in de ceremonie van het Loofhuttenfeest had gekregen, was eigenlijk wel een beetje vreemd. Want nergens wordt in de Bijbel daarvoor een voorschrift gegeven. Maar ook praktisch gezien was het vreemd dat men helemaal naar de vijver van Siloam ging om daar water te halen. Zeker in de tijd van Jezus. Want door het aquaduct dat Herodes en Pilatus hadden laten aanleggen, werd water uit de Vijver van Salomo38 naar de tempel gebracht. Maar hoe zuiver -levend noemt de Bijbel dat- dat water ook was, toch werd dat water niet op het Loofhuttenfeest gebruikt om op het altaar te worden gestort. Het water uit de vijver van Salomo was eigenlijk Romeins water en sprak van vertrouwen op de Romeinen. Dat kon niet in de tempel gebruikt worden. Want in de tempel, en vooral op het Loofhuttenfeest, moest alles spreken van vertrouwen op God! Daarom was het water uit de vijver van Bethesda zelfs niet goed genoeg. Praktisch gezien zou dat water ook in aanmerking komen.
De vijvers lagen zelfs dichterbij de tempel dan de vijver van Salomo. Maar ook symbolisch gezien kwam dat water, dat sprak van hoop en perspectief op leven, kwam dat water eigenlijk wel heel erg in aanmerking om op het altaar te worden gestort. Maar, zoals gezegd, ook dat water was niet goed genoeg. Wel het water uit de vijver van Siloam. Want historisch gezien sprak het water uit de vijver van Siloam, meer dan welk water ook, van vertrouwen. Door het water uit de vijver van Siloam kon iedereen in Jeruzalem de toekomst met vertrouwen tegemoet zien. Dat water zorgde namelijk dat er altijd water in Jeruzalem was. Met dat doel had koning Hizkia de vijver juist laten aanleggen en via een ondergrondse tunnel verbonden met de juist buiten muren van Jeruzalem gelegen Gihon-bron. Of beter gezegd met de Gihon. Want Gihon betekent bron en staat voor leven schenkend water. De Gihon was al in de hof van Eden ƩƩn van de vier rivieren die de hele aarde vruchtbaar maakten. Het zwakke punt van de Gihon-bron bij Jeruzalem was echter dat zij net buiten de muren lag39. Vijandige troepen konden bij een belegering van de stad de bron gemakkelijk bezetten en vervolgens de watervoorziening naar de stad afsnijden. Dat was precies wat de Assyrische generaal RabsakƩ deed om Jeruzalem tot overgave te dwingen. Toen dat gebeurd was, liet hij koning Hizkia vragen waarop hij daarna zijn vertrouwen nog dacht te stellen.
Op water uit de bron hoefde hij niet te rekenen. Op de HERE God evenmin. Want tot dusver was er nog geen volk op aarde geweest dat door te vertrouwen op hun god had weten te ontkomen uit de macht van de Assyrische legers. Trouwens op de God van de Joden hoefde Hizkia helemaal niet te rekenen nadat hij Gods altaren op de heuvels van Judea had laten afbreken. Maar daarin vergiste RabsakĆ© zich. De altaren die Hizkia had laten verwijderen waren geen altaren van de HERE God, maar altaren van de afgoden. Hizkia was juist een koning die helemaal op God vertrouwde! Daarom vertrouwde hij en zijn onderdanen niet op RabsakĆ©ās belofte van vrede en welvaart, maar gaven zij zich in vol vertrouwen over aan de HERE God. Dat was de enig goede keus. Dat bleek wel toen de HERE God Zelf in Ć©Ć©n nacht de hele Assyrische legermacht doodde! Zo werd het water van de vijver van Siloam voor de Joden hĆ©t symbool van vertrouwen op de HERE God. Daarom paste dat water ook helemaal in de liturgie van het Loofhuttenfeest. Vooral wanneer het water uit de vijver op het altaar in de tempel werd gestort. Water storten had voor de Joden namelijk ook alles te maken met verootmoediging voor en volkomen overgave aan de HERE God. Wanneer op het Loofhuttenfeest het water uit de vijver van Siloam op het altaar werd gestort en het tempelplein bevochtigde, was dat teken en zegel, de garantie, dat God voor regen zou zorgen en daarmee voor voedsel. Het was ook de garantie dat het water dat via de holle wanden van het altaar naar de fundamenten van de tempel stroomde, eens daar weer vandaan zou komen als een leven schenkende stroom voor eeuwig en altijd.
Juist in de tijd van Jezus werd het Loofhuttenfeest heel sterk vanuit die dubbele symboliek van vertrouwen voor nu en later gevierd en beleefd. Zo ook op het laatste Loofhuttenfeest dat Jezus als mens op aarde zou vieren. Op de laatste dag en hoogtepunt van het feest was Jezus in de tempel en liep met de duizenden op het tempelplein zeven keer rond het altaar en zong ook Hij luidkeels het Hosjana, God helpt ons. Zij liepen daar in afwachting van de mannen die in de vroege ochtend met de dienstdoende priester naar de vijver van Siloam gegaan waren om daar de gouden kruik met water uit de vijver te vullen. Toen de mannen met de kruik op het tempelplein aankwamen werden zij daar door de duizenden mensen, meest pelgrims, met luid gejuich ontvangen. Of beter gezegd werd de kruik met water onder luid gejuich en schetterende muziek de treden van het altaar opgedragen. Eenmaal boven en zichtbaar voor iedereen werd de muziek, het zingen en het gejuich letterlijk oorverdovend. Want zodra de priester de kruik omhoog hief zong iedereen en uit volle borst zeven keer het Hosjana, het gebed om redding en welvaart. En dan werd het stil. Doodstil. Want iedereen moest horen hoe het water zich klotsend een weg zocht naar de fundamenten van de tempel. Juist op dat moment van doodse stilte waarin alleen het stromen van het water op het altaar te horen is, is daar die stem. De stem van Jezus : āWie dorst heeft komt maar bij Mij en zal zelf een fontein van water worden!ā Reken maar dat er een schok door de menigte ging. In die doodse stilte, ineens die stem40! Maar niet alleen dat, ook die woorden! Een fontein van water? Wat bedoelde Hij daarmee? Zoiets als het aquaduct dat Pilatus had laten bouwen41? Of citeerde Hij met die woorden de profeet Jesaja? Maar zo sprak een mens toch niet! Zeker niet op het Loofhuttenfeest! De woorden van Jesaja waren immers de woorden die hij namens de HERE God aan mensen moest doorgeven. Woorden van God om op Hem te vertrouwen! Moesten zij soms hun vertrouwen nu ineens op Jezus stellen? Nog wel uitgerekend op het Loofhuttenfeest, het feest van vertrouwen in de HERE God! Was Hij soms een profeet? Of de Christus? Was toch waar wat Johannes de Doper van Hem had gezegd, dat Hij mensen vervullen zou met de Heilige Geest? Inderdaad, maar zover was het nog niet. Eerst moet Hij nog sterven en naar de hemel teruggaan.
1 In 1994 hebben Israƫlische wetenschapsmensen berekend dat rond de eeuwwisseling de watervoorziening in Israƫl in ernstige problemen zal komen, zelfs met behoud van de omstreden gebieden. En Dr. Jad IsaƤc, hoofd van het Instituut voor Toegepast Onderzoek in Bethlehem, heeft verklaard dat zolang Israƫl geen rechtvaardige verdeling van water accepteert, er geen sprake kan zijn van een rechtvaardige vrede in het Midden-Oosten. Mohammed Abdulrazzah, een waterexpert van ESCWA (Sociaaleconomische Raad voor West-Aziƫ) zei eind 1999 dat zolang niet gewerkt wordt aan een verbeterde vertrouwensrelatie in het Midden-Oosten, daar niets veranderen zal. De enige weg vooruit is samenwerking waarbij hydro-diplomatie essentieel is.
2Het meer van Galilea is met betrekking tot de watervoorziening eigenlijk een groot spaarbekken waarin al het water van de Jordaan en Yarmuk verzameld wordt. Ruim een kwart van de totale waterbehoefte in Israƫl wordt met het water uit dit meer gedekt. Zelfs tot in de Negev-woestijn in het zuiden van het land waarheen het met gigantische pompinstallatie wordt gepompt. Ook Jordaniƫ ontvangt water uit het meer van Galilea. In het vredesverdrag tussen Israƫl en Jordaniƫ van 1994 is bepaald dat Israƫl jaarlijks 50 miljoen kubieke meter water aan Jordaniƫ zal leveren en dat beide landen zullen samenwerken om nieuwe waterbronnen te ontwikkelen. Want het water uit het meer van Galilea is niet onuitputtelijk. Eind 2000 was het waterniveau in het meer door uitblijvende regen en de verhoudingsgewijs bovenmatige afname zo ver gedaald dat de Joodse minister Avraham Shokat onderhandelingen met Turkije is gestart om boven het water dat Israƫl al uit Turkije betrekt nog eens 15 tot 25 miljoen kubieke meter per jaar geleverd te krijgen voor een periode van 5 tot 10 jaar.
3 EƩnderde van het drinkwater dat in Israƫl gebruikt wordt, pompt Israƫl weg uit de voorraden onder de Palestijnse gebieden. Dat is 450 miljoen kubieke meter water per jaar. Voor de Palestijnen blijft daardoor niet meer dan 150 miljoen kubieke meter water over.
4 In het voorlopige akkoord van 1995 van Israƫl met de Palestijnen is daarom bepaald dat een watercommissie zal worden ingesteld die de waterbronnen in beide gebieden zal beheren en die toe moet zien op een eerlijke verdeling van het water.
5 Dat er van de afspraken niet zoveel terecht komt blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de Joden wel nieuwe bronnen slaan in het gebied van de Westelijke Jordaanoever, maar dat voor de Palestijnen uitdrukkelijk verboden was dat te doen. En de bronnen die de Palestijnen hebben zijn hooguit 100 tot 150 meter diep, wat betekent dat water niet altijd gegarandeerd is en zeker niet de kwaliteit. Joodse bronnen zijn veel dieper, wel 400 tot 600 meter en reiken diep in de buitengewoon rijke waterreserves van de Westbank.
6 Wanneer de 22 stuwdammen in Turkije gereed zijn zal ook Irak in ernstige moeilijkheden komen m.b.t. de watervoorziening. Pikant detail hierbij is dat in onze tijd op grote schaal (20 tankers per dag) water vanuit Turkije (uit de rivier Manavgat via de gelijknamige havenplaats) naar Israƫl geƫxporteerd wordt. Uitgerekend Turkije, het land dat Irak in de problemen bracht, exporteert water naar het land dat door Irak gehaat als geen land ter wereld!
7 De Bijbel omschrijft die oorlog als de slag bij Armageddon (Openbaring 16,16). Armageddon komt van Har Megiddo, heuvel van Megiddo. Of, beter gezegd, de archeologische heuvel (tel) bij Megiddo. Want in de omgeving van Megiddo is geen heuvel te vinden. Bij Megiddo vonden in vroeger tijden alle grote veldslagen plaats. (Rechters 5,19a en 2 Koningen 23,29)
8 In veel Bijbelvertalingen lijkt het erop dat er bij Rafidim helemaal geen water was. (Exodus 17,1b) Volgens sommige bijbelverklaarders zou de grondtekst echter eerder aangeven dat geen gebruik van het water gemaakt kon worden dan dat er bij Rafidim helemaal geen water was.
9 In het najaar van 1999 stond bijvoorbeeld in de krant dat het in Israƫl voor het eerst in 7 maanden weer geregend had. En in Syriƫ was het tekort aan regen zo nijpend dat het volk opgeroepen werd te bidden om regen.
10 Hoewel in Exodus 12 verteld wordt dat de Israƫlieten 430 jaar in Egypte hebben gewoond (Exodus 12,40), zegt Paulus dat tussen de verbonds- sluiting met Abraham en de vernieuwing daarvan op de Horeb 430 jaar heeft gelegen (Galaten 3,17). Dat laatste zou erop duiden dat de Israƫlieten maar ongeveer 200 jaar in Egypte hebben gewoond. Dus ongeveer 4 generaties, zoals de HERE God tegen Abraham gezegd had (Genesis 15,13-16).
11 Daarom zal Egypte ook anders gestraft worden dan andere landen wanneer het weigert God te aanbidden op het Loofhuttenfeest van de eindtijd. (Zacharia 14,17-19)
12 Alle drie de aartsvaders, Abraham, IsaƤk en Jakob, trokken daarom naar Egypte toen de hongersnood in KanaƤn toesloeg. (Resp. Genesis 12,10, Genesis 26,1 en Genesis 43)
13 Het Paasfeest, aan het begin van de lente, was van oudsher het feest van het nieuwe leven. Voor de Israƫlieten had het dan ook een heel diepe betekenis dat zij juist met Pasen bevrijd werden van hun slavernij
14 Omdat de Israƫlieten niet op God hadden vertrouwd dat Hij ook in het sabbatsjaar voor hen zou zorgen (Leviticus 25,20-22), hadden zij het sabbatsjaar niet gehouden (Leviticus 25,1-4). Daarom moesten zij zeventig jaar in ballingschap in een ander land wonen opdat het land de rust zou krijgen die zij het hadden onthouden (2 Kronieken 36,21).
15 Johannes doopte in het hele stroomgebied van de Jordaan. Met name bij Bethaniƫ en Aenon, twee plaatsen die op de Jordaanroute van Judea naar Galilea lagen.
16 Hoewel de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan een verhaal was, was het wel een levensecht verhaal dat aansloot op de ervaringen van mensen. En dat betekent dat ook Samaritanen doorgaans via Jericho en het Jordaandal reisden.
17 Later zou Jezus ook via Samaria naar Jeruzalem terugkeren. (Lucas 9,52)
18 Algemeen neemt men aan dat Sichar hemelsbreed ongeveer 15 km ten ZO van Samaria moet hebben gelegen en een kleine 40 kilometer ten noorden van Jeruzalem.
19 In tegenstelling tot de andere evangelisten volgt de evangelist Johannes de Romeinse uurtelling volgt. Het zesde uur is dan niet zoals in andere evangeliĆ«n 12 uur ās middags maar 6 uur ās avonds, dus vlak voordat het donker wordt.
20 Toen de rentmeester van Abraham een vrouw voor IsaƤk moest zoeken, ging hij, toen hij in Irak vlakbij de woonplaats van Nahor was aangekomen, tegen de avond vlakbij een waterput zitten omdat de vrouwen en meisjes dan daar water zouden halen (Genesis 24,2-11).
21 In eerder verschenen Bijbelvertalingen wordt gemeld dat de vrouw op het zesde uur naar de waterput ging. Omdat Johannes de Romeinse uur telling volgt, zou dit om zes uur ās avond zijn geweest (zie eerder toelichting). In de NBV wordt het zesde met het middaguur vertaald. Heel terecht. De vrouw zou juist op het stille uur naar de put zijn gegaan. Dan zou zij daar niemand aantreffen.
22 Ook in onze tijd zijn Joden niet gewend om in het openbaar met vrouwen te spreken. Zelfs met hun eigen vrouw spreken zij nauwelijks of niet over religieuze zaken.
23 Omdat de Egyptenaren de Joden minachtten, wilden zij niet met de broers van Jozef aan dezelfde tafel eten. (Genesis 43,32)
24 In de vierde eeuw voor Christus hebben de Samaritanen een tempel op de Gerizim gebouwd. Die tempel werd overigens in 129 voor Chr. verwoest door Johannes Hyrkanus, ƩƩn van de Makkabeeƫn en een Saduceeƫr.
25 Hoewel Mattheus uitdrukkelijk vertelt wie de broers van Jezus waren (Matteus 13,55b), menen veel mensen dat Jozef en Maria nooit geslachtsgemeenschap met elkaar hebben gehad en dat Mattheus met de broers van Jezus Zijn neven bedoeld heeft. In het Midden-Oosten was en is het tot op de dag van vandaag heel gebruikelijk neven en nichten broers en zusters te noemen. In onze tijd wordt ook meer en meer de mening gehoord dat Jozef een weduwnaar was die, toen hij de 16-jarige Maria trouwde, al 4 zoons en 2 dochter had.
26 Na de ballingschap waren de Israƫlieten gewend al aan het begin van de zevende maand naar Jeruzalem te gaan (Ezra 3,1) om ook Grote Verzoendag te kunnen vieren
27 De bouw van de tempel kwam klaar in de achtste maand (1 Koningen 6,38a) en werd ingewijd in de zevende maand.
28 Op de eerste dag van het Loofhuttenfeest maakt men een loelav-stel, een bundel twijgen van de vier loofbomen waarmee ook de loofhutten moesten worden gebouwd. (Leviticus 23,40).
29 De vier takken waaruit het loelav-stel bestaat hebben ieder een bepaalde geur en smaak. De verschillende geuren of smaken (of juist het ontbreken daarvan), symboliseren de mate waarin de mensen de Tora kennen en daaruit leven. Een tak met smaak symboliseert een mens die de Tora kent en een tek met geur een mens die naar de Tora leeft. De tak van de citrusboom (etrog) heeft zowel geur als smaak en is het symbool van de Jood die de Tora kent en ernaar leeft. De tak van een palmboom (loelav) heeft alleen maar smaak en geen geur; zij staat voor de Jood die wel weet wat er in de Tora staat maar er niet naar leeft. De tak van een loofboom (hadassot) staat voor mensen die maar weinig kennis van de Tora hadden maar er wel naar leefden. En de mensen die geen kennis van de Tora hebben en er ook niet naar leven werden uitgebeeld met de wilgentak (aravot) , waar geur noch smaak aan zit.
30 Of men in de tijd van Jezus het zwaaien met het loelav-stel al kende, is niet zeker. Het zwaaien met het loelav-stel is tot dusver alleen bekend uit buiten Bijbelse bronnen.
31 In onze tijd lijkt er in dit opzicht iets te veranderen. Sommige kerken organiseren in de tijd van het Loofhuttenfeest (eind september / begin oktober) een grote evangelisatiecampagne en zijn er meer en meer Christenen die niet alleen met Pasen naar Jeruzalem gaan maar ook en vooral met het Loofhuttenfeest.
32 Zoals voor de Joden het Pascha het feest van de bevrijding uit de slavernij was (Deuteronomium 16,1-3), werd het Paasfeest voor de Christenen het feest van de bevrijding uit de slavernij van de dood (2 Timoteus 1,10).
33 Van oudsher hebben de Joden een verband gelegd tussen het Wekenfeest (Sjavoet) en het ontvangen van de wet. Het Wekenfeest moest namelijk 7 weken na Pasen gevierd worden (Deuteronomium 16,9-10a). En dat was, als je de Hebreeuwse tekst goed leest, precies de tijd die ver- streken was tussen het vertrek uit Egypte met Pasen en de aankomst bij de SinaĆÆ. āNa drie maandenā kan namelijk ook betekenen āin de derde maandā (Exodus 19,1) De IsraĆ«lieten meenden ook dat de opdracht die zij aansluitend kregen op de opdracht het Wekenfeest te vieren, betrekking had op de hele wet (Deuteronomium 16,12).
34 Er zijn mensen die menen dat Jezus niet in de maand december, maar ten tijde van het Loofhuttenfeest geboren is en dat Hij op de achtste dag van het feest, de afsluitende sabbat (zie later in dit hoofdstuk), besneden is. (E.v.d.Poll wijst hierop in zijn boekje 'De feesten van Israƫl')
35 onze tijd is dat eigenlijk nog net zo. Met dit verschil dat de Romeinen van toen de Palestijnen van nu zijn geworden.
36 Niet iedereen zag gespannen naar wat Jezus zou doen. Er waren ook mensen die Hem een oplichter vonden. (Johannes 7,12b)
37 Dat de Joden uit de verstrooiing op een Loofhuttenfeest zouden worden teruggebracht naar Jeruzalem blijkt wel uit de woorden van Jesaja als hij hen vergelijkt met de offergave (van wijn) in de oogsttijd, dat juist op het Loofhuttenfeest wordt gebracht (Jesaja 66,20).
38 De vijver van Salomo ligt vlakbij Bethlehem, 12 kilometer van de tempel verwijderd.
39 Dat was ook de reden dat Hizkia de bron door een ondergrondse tunnel met de vijver van Siloam had verbonden
40 Volgens de kanttekeningen van de SV (en andere bijbeluitleggers) heeft Jezus de woorden van leven gevend water niet op de zevende dag van het Loofhuttenfeest tijdens het grote Waterschepfeest gesproken maar op de achtste dag van het feest. Want in de tekst waarin de evangelist Johannes spreekt over 'de laatste dag, het hoogtepunt van het feest' (Johannes 7,37) wordt verwezen naar Leviticus 23,36 waarin staat dat de Joden de dag na het Loofhuttenfeest als een sabbat moeten vieren. Belangrijk argument daarbij is dat in Johannes 8 verteld wordt dat op de dag na het Loofhuttenfeest de Farizeeƫrs een vrouw bij Jezus brachten die overspel bedreven had (Johannes 8,2-3a). Dat zouden zij, zo menen sommige bijbeluitleggers, nooit doen wanneer die dag als een sabbat gevierd werd. Of deze gedachte helemaal juist is, is echter de vraag. In de eerste plaats spreekt de evangelist Johannes in Johannes 7 over het hoogtepunt van het Loofhuttenfeest. Die uitdrukking ligt in het verlengde van de Joodse uitdrukking voor de 7e dag van het Loofhuttenfeest, de Dag van het grote Hallel. Bovendien gaat de gedachte voorbij aan het feit dat de Farizeeƫrs op de dag dat Jezus sprak van leven gevend water, de tempeldienaars naar Hem toestuurden om Hem gevangen te nemen (Johannes 7,32) en dat de tempeldienaars dat weigerden omdat zij onder de indruk waren gekomen van Jezus' woorden (Johannes 7,45-46). En als er ƩƩn ding is wat de Farizeeƫrs niet op de sabbat zouden doen, is dat de tempeldienaars naar Jezus sturen om Hem gevangen te nemen. Het lijkt daarom aannemelijk dat Jezus de woorden van leven gevend water op de zevende dag van het Loofhuttenfeest tijdens het grote Waterstortfeest heeft uitgesproken. Zoals ook veel bijbelverklaarders menen die dichtbij of vanuit de Joodse traditie denken (bijv. Drs. J den Hartogh in De Joodse weg).
41 Herodes en Pilatus hadden een aquaduct laten aanleggen om water over een afstand van 12 kilometer van de vijver van Salomo naar de tempel te brengen.