7 Het Licht van de wereld.
Hoe opzienbarend Jezus’ optreden op de laatste dag van het Loofhuttenfeest ook was geweest, toch waren er maar weinig mensen die met vrede in hun hart naar hun huis of logeeradres waren teruggekeerd. De mensen die hun hoop voor het hier en nu op Jezus hadden gesteld, waren teleurgesteld omdat Hij op het Loofhuttenfeest het bij woorden alleen gelaten had. Zij die Hem liever vandaag nog dan morgen kwijt waren, waren kwaad dat de tempeldienaars die Hem gevangen moesten nemen, zo onder de indruk kwamen van Zijn woorden dat zij dat ronduit geweigerd hadden. Helemaal teleurgesteld waren de Joodse leiders toen hun overleg daarna ook nog eens op niets uitliep door de formele opstelling van Nicodemus.
Maar het meest teleurgesteld moet toch Jezus Zelf zijn geweest. Want afgezien van een enkeling, zagen de mensen in Hem niet meer dan een profeet en geloofden zij niet in Hem om wie Hij was maar om wat Hij deed. Jezus is daarom de nacht na het Loofhuttenfeest naar de Olijfberg gegaan. Om daar alleen te zijn en te bidden. Sinds mensenheugenis was de Olijfberg voor de Joden een vertrouwde gebedsplaats en Jezus ging wel vaker alleen de bergen in om te bidden. Daar kwam bij dat door de nacht alleen door te brengen, Hij de andere dag alweer vroeg in de tempel kon zijn. Want die dag zou weer een bijzondere en drukke dag worden. Dan werd het Loofhuttenfeest afgesloten met een feestelijke rustdag en begon het Sjemini Atseret, de achtdaagse periode van innig samenzijn met God1. Die laatste dag van het Loofhuttenfeest en eerste dag van het Sjemini Atseret was eigenlijk de voorbereiding op de daarop volgende dag waarop het Simchat Thora of Feest van de Vreugde van de Wet gevierd. Hoewel de Thora geen strikt voorschrift voor de viering van het Simchat Thora geeft, heeft Simchat Thora wel alles met de Thora te maken. Ook met het voorschrift de Thora regelmatig te lezen. De wet van Mozes schrijft namelijk voor dat de hele Thora eenmaal per zeven jaar -in het Sabbatsjaar om precies te zijn- op het Loofhuttenfeest wordt voorgelezen. Wat een prachtige en machtige symboliek! Uitgerekend in het jaar dat de Israëlieten niets hadden gezaaid en geoogst, moesten de Israëlieten als teken en getuigenis van hun volkomen vertrouwen op God, op het laatste en grote oogstfeest met elkaar Gods wet lezen. De leefregels waarvan God tegen hen gezegd had dat als zij zich aan die regels zouden houden, Hij zou zorgen voor ruime oogsten en voldoende eten en drinken.
Maar toen de Israëlieten eenmaal in Kanaän woonden was dat teveel gevraagd en werd het Sabbatsjaar niet gevierd2. Van de openbare voorlezing van de hele Thora was daardoor ook niets terecht gekomen. Na de terugkeer uit ballingschap was dat echter volkomen veranderd. Toen had het volk, terwijl het niet eens een sabbatsjaar was, zelfs uit eigen beweging aan Ezra gevraagd om op het Loofhuttenfeest de Thora voor te lezen. Het voorlezen van de hele wet duurde echter veel langer dan menigeen wellicht had verwacht! Hoewel niemand daarmee toen ook maar enige moeite had, hebben de Israëlieten in de jaren daarna een iets andere vorm voor de voorlezing van de Thora gekozen. In plaats van eenmaal per zeven jaar, werd de hele Thora ieder jaar gelezen. Niet alleen op het Loofhuttenfeest in de tempel, maar iedere sabbat volgens een vast rooster een gedeelte in de synagogen3. Zodat in één jaar tijd precies de hele Thora gelezen was. Alleen het laatste en het eerste gedeelte werd op een ander dag gelezen. Namelijk op de dag nadat het Loofhuttenfeest was afgesloten. Zo hoorde de voorlezing van de hele wet toch nog bij het Loofhuttenfeest. De hele wet. Want door aansluitend aan het laatste deel van de Thora ook het eerste deel te lezen werd de cirkel van Gods wet als het ware gesloten, waarmee tot uitdrukking gebracht werd dat de wet van God een oneindige cirkel is die geen einde kent. Dat was voor de Joden een feestelijke gedachte. Net zoals de wet zelf trouwens. Want de wet van God gaf orde in en richting aan hun leven. Gods wet was immers het licht op hun pad en maakte hun leven anders. Daarom was Simchat Thora, de dag dat Gods wet werd voorgelezen, een echte feestdag4 die met veel licht gevierd werd5.
Uitgerekend op de dag voorafgaand aan de dag van vreugde en licht, is Jezus naar de tempel gegaan om te zeggen dat Híj het Licht van de wereld is. En dat wie Hém volgt zal leven in het licht voor eeuwig en altijd. Wat een hoge woorden voor een mens. Nog wel vlak voor Simchat Thora! De HERE God is toch het Licht! Alleen wie Hem volgt, leeft in het licht! Hoe kwam Jezus erbij om zulke hoge woorden bij de offerkisten, dus op de voorhof van de vrouwen6, te spreken! Alsof Gods wet ook aan vrouwen uitgelegd zou mogen worden. Vrouwen tellen immers niet mee en zeker niet op godsdienstig gebied7! Maar voor Jezus lag dat anders. Hij wilde de vrouw juist de ereplaats teruggeven die God haar bij schepping gegeven had8.
Voor de Farizeeërs kwam het die ochtend overigens wel heel erg goed uit dat Jezus juist in de voorhof van de vrouwen sprak over het licht, over Gods wet dus. In de vroege ochtenduren was er namelijk een vrouw bij de hen gebracht die op heterdaad betrapt was toen zij de liefde bedreef met een ander dan haar eigen man. Blijkbaar had zij zichzelf op de laatste avond van het Loofhuttenfeest te ver laten gaan. Dat gebeurde wel meer tijdens het Loofhuttenfeest9 wanneer er lekker gegeten en gedronken werd van het geld dat men als tiende van de oogst had meegebracht. Hoezeer de Farizeeërs als handhavers van de wet de daad van de vrouw verafschuwden, die ochtend was de vrouw voor hen haast een geschenk uit de hemel. In haar en haar zonde meenden zij perfect 'materiaal' te hebben om een valstrik voor Jezus te zetten. Want wanneer zij Jezus zouden vragen wat er met de vrouw gebeuren moest, zou Hij altijd een 'verkeerd' antwoord geven. Gelet op Jezus' sympathie voor de plaats van de vrouw en de manier waarop Hij indertijd met de Samaritaanse vrouw in Sichar was omgegaan, lag het niet voor de hand dat Hij de slet van het Loofhuttenfeest zonder meer in het openbaar zou veroordelen. In ieder geval niet openlijk zou zeggen dat de vrouw gedood moest worden zoals de wet van Mozes eist. In dat geval hadden de Farizeeërs een ijzersterke troef in handen om Hem aan te klagen wegens wetsverachting. Bovendien zou dan maar heel weinig over blijven van Jezus' grote woorden van die ochtend dat Hij het Licht van de wereld is, het voorbeeld voor iedereen om naar Gods wet te leven. Wanneer Jezus de vrouw wèl zou veroordelen of zelfs zou zeggen dat zij gestenigd moest worden, zou Hij eens en voor altijd de sympathie van de gewone mensen verliezen. Dan zou niet veel meer over blijven van Jezus' grote woorden van de vorige dag dat Hij levend water geeft, dat mensen altijd op Hem kunnen vertrouwen. Dus van tweeën: of Jezus was niet het Levende Water, of Hij was niet het Licht van de wereld. Welk antwoord Hij ook zou geven, het zou in strijd zijn met Zijn eerdere woorden en daarmee Zijn geloofwaardigheid bij de gewone mensen verliezen. Dat was precies wat de Farizeeërs graag wilden. Want dan had Hij Zichzelf monddood gemaakt. Vandaar dat zij, zoals gezegd, die ochtend eigenlijk wel blij waren met de overspelige vrouw.
Dat de Farizeeërs met de vrouw een valstrik voor Jezus spanden was wel duidelijk. Want waar was de man met wie de vrouw overspel gepleegd had? Overspel doe je toch niet alleen. Volgens de wet van Mozes moest immers ook de man, getrouwd of niet, samen met de vrouw gedood worden! Maar over de man spraken de Farizeeërs niet. Daarom gaf Jezus ook geen antwoord op de vraag van de Farizeeërs. Of toch wel, Hij ging op Zijn hurken zitten en begon figuurtjes in het zand te tekenen. Dat deed Hij niet, zoals soms wel eens verondersteld wordt, om tijd te winnen voor Zijn antwoord aan de Farizeeërs. Ook niet om de Farizeeërs uit te dagen door te gaan tekenen dat absoluut niet mocht op de sabbat10. Nee, Jezus ging op Zijn hurken ging zitten tekenen was om Zich letterlijk en figuurlijk klein te maken. Om de Farizeeërs te leren dat, wanneer zij iemand wilden veroordelen, zijzelf allereerst nederig van hart moesten zijn. Maar op een les in ootmoed zaten de Farizeeërs die ochtend niet te wachten. Zij wilden kort en duidelijk van Jezus weten wat er met de vrouw gebeuren moest! Omdat de Farizeeërs zo aandrongen, ging Jezus weer staan en zei tegen hen dat hij die zonder zonde was de vrouw dan maar moest executeren11.
Daarmee legde Hij het oordeel over de vrouw weer terug waar het hoorde, namelijk bij de Farizeeërs en wetgeleerden. Om dat goed tot hen door te laten dringen maakte Jezus weer klein door opnieuw op de grond te gaan zitten tekenen. Toen zagen de Farizeeërs zich voor een 'onmogelijke' vraag gesteld. Want de wet van Mozes vroeg niet dat de rechters de eerste steen zouden gooien, maar getuigen! Maar die waren in geen velden of wegen meer te bekennen. Bovendien was die dag de laatste sabbat van het Loofhuttenfeest, een dag waarop absoluut niet gewerkt mocht worden12. Dat waren de Farizeeërs zich heel goed bewust13. Voor hen betekende dat heel concreet dat zij die dag niets mochten dragen14. Ook geen stenen oppakken om de vrouw te stenigen. Zouden dat wel doen, -in hun woede over Jezus deden zij dat soms wel eens15- dan zou hun gedrag wel heel erg in contrast zijn met hun leer over de wet van God. Zeker met het oog op het Simchat Thora van de volgende dag. Zo werd de valstrik die zij voor Jezus hadden opgesteld, voor de Farizeeërs een blok aan eigen been om tot actie over te gaan. Stilletjes zijn ze toen van het toneel te verdwenen.
Toen zij goed en wel één voor één waren weggegaan, ging Jezus weer staan en vroeg de vrouw of niemand haar veroordeeld had. Nee, niemand. Maar in plaats daarover opgelucht te zijn, werd de vrouw nu pas echt heel bang. Zou Jezus haar nu alsnog veroordelen? Zoals de priesters zouden doen door haar water met straatvuil te laten drinken? Zat Hij daarom steeds figuurtjes in het zand te tekenen? Maar Jezus deed niets van dat alles! Of toch wel. Hij zei haar dat zij naar huis moest gaan en niet meer zondigen. Niet meer zondigen? Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Hoe moest het dan met haar man? Moest zij vertellen wat zij gedaan had? Als hij inmiddels al niet gehoord had wat zij had gedaan! Niet meer zondigen en naar huis gaan was wel heel erg gemakkelijk gezegd. Of toch niet. Want het was geen mens die dat tegen haar zei, maar Jezus, de Christus. Of, zoals Hij die ochtend nog had gezegd, het Licht van de wereld! En omdat Hij het Licht van de wereld is, mag ieder die zich bekeert leven in het licht voor eeuwig en altijd. Ook al moet je thuis eerst nog een heel moeilijk gesprek voeren. Maar zelfs dat moeilijke gesprek, dat donkere gat van de confrontatie, zal worden overstraald door Jezus' licht. Door Hemzelf.
De Farizeeërs, die intussen en ongemerkt weer teruggekomen waren en opnieuw hoorden dat Jezus Zichzelf opnieuw vereenzelvigde met het Licht voor de wereld, wisten niet hoe gauw zij die woorden moesten ontkrachten. Trouwens Jezus had Zelf het 'bewijs' geleverd dat Hij onmogelijk het Licht van de wereld kon zijn. Hij had de overspelige vrouw 'alleen maar' met de oproep tot bekering naar huis gestuurd! Toch was Jezus we degelijk het Licht van de wereld. Want wat Jezus zegt is altijd waar. Hij is de waarheid en spreekt de woorden van zijn Zender. Woorden van boven. Daarom is Zijn oordeel heel anders dan dat van mensen. Hij oordeelt zoals God oordeelt, zuiver en zonder vooroordeel. Hij ziet niet op wat voor ogen is maar op wat het hart beweegt. Want Hij is de Zoon van God. Hij is God en vol vergevende liefde. Zo had Johannes de Doper over Hem gesproken en de mensen verteld dat Hij het Licht van de wereld is. Het was daarom niet 'toevallig' dat Jezus juist de dag uitgekozen had om te zeggen dat Hij het Licht van de wereld is. Die dag voorafgaand aan het lichtfeest van het Feest van de vreugde van de Wet en volgend het waterstortfeest van het Loofhuttenfeest. Want zoals het water van het Waterstortfeest teken en zegel is van Gods zorg voor Zijn volk, is ook licht symbool van Gods nooit aflatende zorg.
Daarvan was de vuurkolom in de woestijn het bewijs. Daaraan werden de Joden speciaal op Simchat Thora herinnerd wanneer de vier grote fakkels in de tempel werden ontstoken. Daarom zongen zij ook op de laatste dag van het Loofhuttenfeest de lofprijzing met de bede om in Gods licht te mogen leven. Een mens kan immers niet leven zonder licht, het grootste wonder van Gods schepping. Licht was er al nog voordat God de lichtdragers schiep. En licht zal er nog zijn als de lichtdragers niet meer nodig zijn. Licht heeft ook alles te maken met Gods reddingsplan voor mensen. In Zijn licht leidt Hij mensen naar het eeuwige licht. Dat licht is Jezus, de Messias. Hij is de heldere morgenster waarover de heiden Bileam moest profeteren en waarvan de profeet Simeon mocht getuigen. Licht was ook de drager van het evangelie van Jezus' komst in de wereld. Eerst mochten de herders in Bethlehem met licht uit de hemel horen van Jezus komst en vervolgens werden de wijzen uit het oosten met licht aan de hemel naar Zijn geboorte geleid. Johannes de Doper moest de mensen over Jezus vertellen als het licht dat leven geeft voor eeuwig en altijd. Het licht waarover Jesaja de profeet al had gesproken als het licht dat de wereld zou redden van donkerheid en dood. Letterlijk en figuurlijk.
Dat was precies wat Jezus deed toen Hij niet veel later de tempel verlaten moest omdat de Farizeeërs Hem wilden stenigen om wat Hij zei. Hij ontmoette daar een man die vanaf zijn geboorte al blind was. In de tempel had Hij de man niet kunnen ontmoeten, want hoewel de wet van Mozes alleen maar verbood dat iemand die blind was geen priester mocht zijn, gold in de tijd van Jezus de tempel voor alle blinden als verboden gebied16. Het was ook niet de eerste keer dat Jezus hem zag en ook de discipelen kenden hem wel. Iedereen kende hem eigenlijk wel, hij was de blinde bedelaar. Op de dag dat Jezus van Zichzelf sprak als het Licht, keken de discipelen blijkbaar ineens met wat andere ogen naar de man. Want toen zij hem zagen, vroegen zij Jezus waarom de man blind was. Was dat omdat hijzelf gezondigd of omdat zijn ouders dat hadden gedaan? Voor ons gevoel en in onze tijd een wat vreemde vraag. God bestraft zonde toch niet in het hier en nu met ziekte of handicap! Toch wel, Paulus spreekt daarvan in zijn vermaan aan de gemeente van Corinthe. Maar, zo is dan de volgende opmerking of vraag, kinderen kunnen toch niet gestraft worden om de zonden van hun ouders? Toch wel, de profeten spreken daarvan in hun citaten van aloude Joodse spreekwoorden en gezegde. Maar zowel het één als het ander gold niet voor de blindgeboren bedelaar bij de tempel. Hij moest, zo zei Jezus, als kind blind geboren worden om als volwassen man te getuigen van de machtige daden van de HERE God. Te getuigen dat God Zijn enige Zoon naar de wereld zond om mensen te laten leven in het licht voor eeuwig en altijd.
Die blijde boodschap van licht, leven en zorg heeft Jezus toen heel dicht bij de mensen gebracht door de blindgeboren man het licht in de ogen te geven. Juist op die bijzondere dag na het Waterstortfeest van het Loofhuttenfeest en de dag voorafgaand aan het Lichtfeest van het Feest van de Vreugde van de Wet. De dag dus die als het ware ingeklemd lag tussen twee dagen die spraken van Gods zorg voor Zijn volk. Daarvan sprak ook de manier waarop de man het licht in zijn ogen ontving. Met speeksel maakte Jezus van straatvuil een modderpapje en smeerde dat op de ogen van de blinde man en vroeg hem vervolgens zich te gaan wassen in de vijver van Siloam. Hemelsbreed weliswaar niet zo heel erg ver, maar voor een blinde een onmogelijk eind weg om even heen te lopen! Jezus had het de man toch wel wat gemakkelijker kunnen maken. Bijvoorbeeld door hem naar de vijver van Bethesda te sturen. Die was veel dichterbij. Daar gingen wel meer blinden naartoe om genezen te worden. Trouwens Jezus had de man toch ook wel kunnen genezen door hem alleen maar op de ogen te spugen zoals Hij indertijd bij de blinde man in Bethsaïda had gedaan. Of tegen hem te zeggen dat hij weer kon zien zoals Hij dat later bij Barthimeüs. uit Jericho zou doen. Dat kon. Maar dat deed Jezus niet. Hij wilde beslist dat de man naar de vijver van Siloam zou gaan om zijn ogen te wassen en te kunnen zien17. Want door het Waterschepfeest van de voorgaande dag was iedereen er opnieuw bij bepaald hoezeer het water van de vijver van Siloam sprak van Gods zorg voor Zijn kinderen. Voor het hier en nu, maar evenzeer voor later. Daarom werd juist het water uit de vijver van Siloam op het altaar in de tempel te worden uitgestort.
De voorgaande dag had Jezus juist op het moment dat het water van de vijver van Siloam over het altaar vloeide, gesproken over levend water voor eeuwig en altijd. Juist die ochtend dat Hij de blinde het licht in de ogen zou geven, had Jezus gezegd dat Hij het licht van de wereld is en dat wie op Hem vertrouwt nooit meer in het donker zou hoeven te leven. Die twee uitspraken van zorgen licht golden wel heel speciaal voor de man die vanaf zijn geboorte blind was! Daarom moest de man naar de vijver van Siloam. En de man ging. Gewoon. Of wat heet gewoon voor een blinde! In (letterlijk) blind vertrouwen. Want hij wist het wel, Jezus was een profeet! Meer nog, nadat Jezus hem verteld had dat Hij de Zoon van God was, geloofde hij dat ook! Wat een prachtig bewijs gaf Jezus daarmee dat Hij echt het licht voor mensen is. Dat mensen door Hem nooit meer in het duister hoeven rond te tasten en met Hem verder kunnen gaan zonder te struikelen. Zowel Joden als ieder ander die op Hem vertrouwt. Goed beschouwd wat een Kerstfeest eigenlijk op het Loofhuttenfeest! Wat is het in dat licht bezien toch ook jammer dat in de nieuwtestamentische kerk de legende van het licht van het Joodse Chanoekafeest18 en de leugen van het licht van het heidense zonnewendefeest19 zo zwaar wogen, dat het feest van Jezus' komst op aarde niet verbonden kon worden aan het oudtestamentische Simchat Thora en Loofhuttenfeest20.
1 Het Loofhuttenfeest begon met een sabbat en duurde zeven dagen (Lev 23,33-35). De dag na het Loofhuttenfeest moest echter ook als een sabbat gevierd worden en hoorde daarom eigenlijk bij het feest. De Bijbel spreekt daarom ook over deze dag als de achtste dag van het feest (Leviticus 23,36). In tegenstelling tot de eerste zeven dagen van het feest werden er op de achtste dag geen stieren meer geofferd en zwaaiden de mensen niet met het Loelav-stel. De liturgie van die dag concentreerde zich dus alleen op de Joden en stond daarmee helemaal in het teken van het intiem samenzijn met de HERE God (Sjemini Atseret)
2 Omdat de Israëlieten het sabbatsjaar vergaten moesten zij 70 jaar in een ander land in ballingschap leven om op die manier het land de sabbatsjaren te vergoeden die zij het onthouden hadden.
3 Tegenwoordig wordt vrij algemeen aangenomen dat de synagogen ontstaan zijn in de tijd dat de Joden in ballingschap waren.
4 Zoals ook blijkt uit het vervolg van het verhaal over de eerste voorlezing van de hele wet nadat de Joden uit ballingschap waren terugge keerd: (Nehemia 8,10)
5 Zeker is dat in de tijd van Jezus het Simchat Thora een vrolijk feest was en dat een vuuroffer gebracht werd (Leviticus 23,36b). Of het toen ook al met veel licht gevierd werd is niet helemaal duidelijk. Sommige Joodse bronnen melden namelijk dat met name in de Middeleeuwen het gebruik ontstond Simchat Thora met veel licht te vieren. Hoe dan ook, licht zal stellig niet ontbroken hebben op Simchat Thora Gods wet is immers een licht op het pad. (Spreuken 6,23)
6 De collectekisten stonden in de voorhof van de vrouwen. (Lucas 21,1-2)
7 Sommige rabbijnen gingen zelfs zo ver dat zij openlijk zeiden dat het beter zou zijn de woorden van de wet te verbranden dan die te onderwijzen aan vrouwen
8 De HERE God schiep de vrouw tot hulp van de man (Genesis 2,18). In onze begripswaarde betekent dit dat de vrouw ondergeschikt is aan de man. Maar in het Hebreeuws wordt voor het woord ‘hulp’ een woord gebruikt dat op een hooggeplaatste persoon ziet. We komen dit woord bijvoorbeeld ook tegen in Psalm 40 waar over de HERE God gesproken wordt als de hulp van Jakob.
9 Joodse bronnen vertellen dat het in het verleden tijdens het waterschepfeest nogal eens tot lichtzinnigheden kwam en dat daarom rond de voorhof van de vrouwen de 3 galerijen gebouwd waren. Tijdens het waterscheppen moesten de vrouwen daar gaan staan, gescheiden van de mannen. De Joden menen ook dat de profeet Zacharia erover spreekt dat mannen en vrouwen de erediensten gescheiden moeten ervaren. (Zacharia 12,12-14)
10 Een tekening maken iets toevoegt of verandert aan de schepping en daarom een verboden activiteit is voor de sabbat (zie ook hoofdstuk 4). Mogelijk gold dat arbeidsverbod ook voor de sabbat van het Loofhuttenfeest
11 Wanneer iemand terecht gesteld werd door steniging, werd de veroordeelde ruggelings van een hoger gelegen plaats naar beneden gegooid. Als de veroordeelde dan nog niet dood was, werd de eerste steen op de hartstreek gegooid. De eerste steen werpen betekende dus eigenlijk de veroordeelde executeren. Pas wanneer de veroordeelde na het gooien van de eerste steen niet dood was, moesten de omstanders het slachtoffer net zolang met stenen gooien tot hij of zij dood was.
12 Nadat in Leviticus 23 uitgebreid verteld is hoe het Loofhuttenfeest gevierd moet worden (zie eerdere voetnoten waarin Lev 23,33-36a geciteerd werd), wordt nog eens heel nadrukkelijk onder de aandacht gebracht dat er op de eerste en achtste dag van het feest absoluut niet gewerkt mocht worden
13 Dat de Farizeeërs zich bewust waren dat er absoluut niet gewerkt mocht worden op die sabbat bleek toen Jezus een paar uren later een man, die vanaf zijn geboorte blind was geweest, het licht in de ogen gaf. (Johannes 9, 13-14)
14 Indertijd hadden de Farizeeërs de man van de vijver van Bethesda juist verweten dat hij op de sabbat een last droeg dat was zijn matrasje dat hij onder de arm meenam. (Johannes 5,10)
15 Even later zouden de Farizeeërs, verblind door woede over wat Jezus zei, helemaal vergeten dat zij op de sabbat geen stenen mochten oppakken om iemand te doden. Toen wilden zij toch stenen oppakken om Jezus te doden. (Johannes 8,59)
16 Uit buitenbijbelse bronnen (de Dode-Zee-rollen) weten we dat in de tijd van Jezus het gebod van de HERE God dat een blinde geen brandoffer brengen mocht (Leviticus 21,18-21) wel heel erg ruim gesteld door alle blinden te verbieden in de tempel te komen
17 De naam Siloam lijkt ook iets te maken te hebben met het feit dat Jezus de man naar de vijver zond. Die indruk kan althans gewekt worden doordat in sommige Bijbelvertalingen de betekenis van de naam Siloam vermeld wordt: Uitgezondene
18 In de Bijbel wordt geen voorschrift gegeven voor het Chanoekafeest. Toch kent de Bijbel het feest wel, namelijk als het Vernieuwingsfeest. Blijkbaar heeft Jezus het feest ook wel gevierd. (Johannes 10,22-23) Het Chanoekafeest is ontstaan na de tempelreiniging in de 2e eeuw voor Christus. In 168 voor Christus hadden de Syriërs de tempel verontreinigd door daar varkens aan de afgoden te offeren. Dat had hevig verzet opgeroepen bij de Joden, zo zelfs dat Judas de Makkabeeër in opstand was gekomen en ten strijde was getrokken tegen de Syriërs. En met succes. Drie jaar later versloeg hij Lysias, die zich na het verlies van 5000 man terug trok naar Antiochië. Een uitgebreid verslag van deze strijd is te lezen in het eerste boek van de Makkabeeën. (1 Makkabeeën 4, 34-35). Vlak na de overwinning op Lysias is de tempel gezuiverd van alle heidense smetten (1 Makkabeeën 4,36-51). Precies op 25 december, voor de Joden de 25e dag van de maand Kislev was de tempel gereed om weer als heilig huis van God dienst te doen. En dat werd, naar het model van het Loofhuttenfeest (2 Makkabeeën 10,6), gevierd met een groot feest dat 8 dagen duurde (1 Makkabeeën 4,52-61). Volgens de Joodse overlevering gebeurde er voorafgaand aan het feest een wonder. Toen de tempel in gebruik genomen zou worden, bleek dat er nog maar één kruikje met gewijde olie in voorraad was. Precies genoeg om de kandelaar in de tempel één dag te laten branden. Het zou minstens een week duren voordat nieuwe gewijde olie beschikbaar zou komen. Wonderlijk genoeg bleek dat ene en laatste kruikje olie voldoende om de kandelaar de volle 8 dagen van het feest te laten branden. Dat was de reden waarom de Joden ook het Chanoekafeest met veel licht vieren.
19 Tot in de vierde eeuw na Christus vierden de Romeinen zoals vrijwel alle volken op het noordelijk halfrond, in de laatste week van december het zonnewende-feest. Het feest van het licht dat weer komende is. Toen in de vierde eeuw de christelijke godsdienst de officiële godsdienst werd in het Romeinse rijk, werd ook afgerekend met het heidense feest van het licht. Het werd vervangen door het christelijke feest van het licht, het feest van Christus' geboorte. Tegelijkertijd werd daarmee een ander probleem opgelost. Op het concilie van Nicea was besloten dat christenen niet langer de sabbat mochten vieren of andere Joodse feesten. Dus ook niet het Joodse feest van het licht, het Chanoekafeest, dat ook in de laatste week van december gevierd werd. Zo kreeg het Christelijke feest van het licht een plaats in de donkerste maand van het jaar op het noordelijk halfrond.
20 Uit de toespraak van Jakobus op de synode van Jeruzalem (Handelingen 15,6) lijkt te kunnen worden afgeleid dat in die tijd het feest van Jezus' komst op aarde een relatie had gekregen met het Joodse Loofhuttenfeest. Wanneer Jakobus spreekt over de komst van Jezus op aarde, citeert hij daarbij de profeet Amos, die namens God gezegd had dat God het vervallen huis van David weer zou oprichten (Handelingen 15,13-17). Het woord dat Amos voor 'vervallen huis' gebruikt betekent eigenlijk 'hut' en is nauw verwant aan 'sukkot' (tent of loofhut). Het zou dus heel goed kunnen zijn dat de christelijke kerk in de eerste eeuw na Christus Zijn komst in de wereld een plaats gegeven heef op het grote Joodse oogstfeest, het Loofhuttenfeest. Overigens zijn er kerken in onze tijd, bijvoorbeeld de christelijke kerk in Senegal, die op het kerstfeest (dat dan wel in december gevierd wordt) ook het jaarlijkse oogstfeest vieren.