9. Brood dat eeuwig leven geeft.
Wie niet werkt zal niet eten en wie niet eet kan niet leven. Een logica die wij maar al te goed kennen. Een logica ook die helemaal in lijn is met wat in de Bijbel staat. Maar daarmee is niet alles gezegd, zeker niet wat de Bijbel betreft. De Bijbel gaat namelijk verder waar de logica stopt. De Bijbel vertelt dat leven meer is dan voedsel alleen. En dat niemand leven kan zonder honger. Honger leert mensen namelijk om op God te vertrouwen. Dat is een les die niet alleen de Israƫlieten kregen toen zij op weg naar KanaƤn waren, die les kreeg Abraham al toen hij nog maar net in KanaƤn was aangekomen en God hem beloofde dat het hele land voor hem en zijn kinderen zou zijn. God was bij wijze van spreken nog niet uitgesproken toen de honger Abraham dwong uit te wijken naar Egypte. En toen later de honger ook zijn zoon IsaƤk naar Gerar dreef en zijn kleinzoon Jakob opnieuw naar Egypte, leken Gods beloften aan Abraham eerder droom dan werkelijkheid. Althans toen en wat het land KanaƤn betreft. Want eenmaal in Egypte ging het de Joden uitgesproken goed. Veel te goed en dat kon nooit lang goed gaan.
Dat ging ook niet goed meer toen de nieuwe farao Ahmosis de Hyksos-dynastie waaronder Jozef een plaats aan het hof gekregen had1, had verdreven en Noord- en Zuid-Egypte tot het Nieuwe Rijk verenigd2. Toen werd het leven voor de Israƫlieten zwaar, bitterzwaar. Vooral nadat de nieuwe farao het Egyptische slavenhuis voor hen het sterfhuis van hun kinderen maakte met de opdracht aan de vroedvrouwen alle Joodse jongens bij hun geboorte te doden. Even leek de opdracht erger dan de werkelijkheid doordar de vroedvrouwen de opdracht handig wisten te omzeilen. Maar al gauw werd Egypte werkelijk een sterfhuis werd voor het nakroost van de Israƫlieten toen iedere Egyptenaar de opdracht kreeg pasgeboren Joodse jongentjes in de Nijl te verdrinken en velen dat ook metterdaad deden3. Toen de klaagzang van de Israƫlieten een schreeuw van wanhoop en smart werd, greep God in. Met negen geweldige natuurrampen ontwrichtte Hij eerst de Egyptische samenleving volkomen en tenslotte ontnam Hij de Egyptenaren al hun toekomstperspectief door al hun eerstgeborenen te doden. En toen werden de Egyptenaren bang. Zo bang dat zij de Israƫlieten het land uitjoegen met een forse remigratiepremie.
Voor de Israƫlieten kwam die bevrijding waarnaar zo intens hadden verlangd daardoor toch eigenlijk nog als een verrassing. Tijd om te eten hadden zij nauwelijks en om voedsel voor onderweg klaar te maken helemaal niet. Wat ongebakken deeg was het enige wat zij mee konden nemen. Veel zorgen maakten zij zich daarover niet. God had hen bevrijd en zou hen ook verder leiden. Daarop konden zij rustig vertrouwen. En vertrouwen hadden zij. Dat hadden zij overduidelijk bewezen met het bloed wat zij als teken van hun vertrouwen4in de nacht van hun uittocht aan hun deurposten moesten smeren. De Israƫlieten zagen dan ook helemaal niet op tegen de reis naar het land waar zij nog nooit waren geweest. Bovendien zou de reis maar een paar dagen duren. Daarom namen zij het deeg wat al klaar was maar mee om daarvan onderweg nog wat broden te bakken.
Maar toen Mozes een veel langere route nam dan zij dachten trok dat wel een wissel op hun vertrouwen. Vooral toen zij na een paar dagen het water begon op te raken en zij na drie dagen zoeken nog steeds geen vers water gevonden hadden. Toen was hun vertrouwen ook vrijwel uitgeput. Zelfs het wonder bij Mara waar Mozes bitter water zoet maakte, kon hun vertrouwen niet herstellen. Dat bleek wel toen zij in de oase van Elim eindelijk water in overvloed vonden. Toen bleven zij daar veel langer dan verantwoord was. Met als gevolg dat toen zij zes weken na hun vertrek uit Egypte weer verder reisden, ook hun brood raakte. Toen was van hun op God niets meer over. Daarom gaf God hun een nieuwe les. Met voedsel uit de hemel, 's avonds vlees en ās morgens brood. De vogels kenden zij wel. Maar de vreemde harsachtige, zoete korreltjes hadden zij nog nooit eerder gezien. Het leek wel buitenaards voedsel! En er was altijd genoeg; veertig jaar lang. En toch leerde die les hen niet altijd en volkomen op God te vertrouwen. Soms leek het voedsel van hun onvrijheid in Egypte tien keer beter dan het schaarse brood met onzekerheid in de woestijn5.
Zelfs Mozes had soms last van gebrek aan vertrouwen. Toen de Israƫlieten eens flauw van het manna waren en vlees wilden hebben, kon hij niet geloven dat de HERE God al die duizenden mensen in de woestijn een maand lang vlees kon geven. En later, toen het water weer eens op was, vergat hij het volk moest leren vooral voor watervoorziening puur en alleen op God te vertrouwen. Toen deed hij net alsof hij water uit de rots bij Meriba kon laten komen. Terwijl de Israƫlieten, zoals gezegd, tijdens hun tocht door de woestijn juist moesten leren op God te vertrouwen. Want vertrouwen dat God altijd voor water zou zorgen, hadden zij in KanaƤn zo hard nodig! Water was in KanaƤn niet vanzelfsprekend.
Vooral in de tijd van Abraham was dat goed in het landschap te zien aan de ontelbare bosjes waar de afgoden vereerd werden en de vruchtbaarheidsreligie welig tierde. Alleen al wat dat betreft was het geen wonder dat de HERE God Abraham juist bij die bosjes leerde op Hem te vertrouwen, zowel voor het hier en nu als het later en dan. Nadat God tegen Abraham gezegd had zijn familie en bestaanszekerheid in de steek te laten en Abraham vertrokken was richting onbekend, hoorde hij jarenlang niets meer van God. Tot hij in KanaƤn aankwam en God hem opzocht bij het eikenbosje van MorƩ. Uitgerekend daar gaf God hem daar de belofte dat zijn nakroost het hele land zou bezitten. Wanneer Abraham een 'normaal' mens geweest was, zou hij misschien hebben gedacht een bijzondere droom te hebben gehad en vervolgens zijn overgegaan tot de orde van de dag. Want wat God zei stond wel heel erg op gespannen voet met de realiteit van het leven. Want Sara was onvruchtbaar en het ongemak van haar overgangsjaren allang weer vergeten. Maar Abraham was geen 'normaal' mens, hij geloofde God en vertrouwde ondanks alles op Hem alleen. Daarom bouwde hij juist bij dat eikenbosje van MorƩ een altaar voor de HERE en maakte het van een heidense gebedsplaats voor vruchtbaarheidsgoden tot een plaats van aanbidding voor de almachtige God.
Jaren later toen Abraham, nadat hij vanwege een hongersnood naar Egypte had moeten uitwijken, weer in KanaƤn was teruggekeerd, gaf de HERE God hem opnieuw de belofte van een groot nageslacht. Hoewel hij toen nog steeds geen kinderen had6, hoe zou hij ook met een oude vrouw als Sara, bleef Abraham toch op God vertrouwen. En daarom bouwde hij ook bij het eikenbosje van MamrƩ een altaar om God te aanbidden. Zelfs in momenten van zwakte en twijfel bleef Abraham op God vertrouwen.
Dat bleek wel toen hij ten laatste toch een zoon had en God hem vroeg die zoon aan Hem te offeren. Toen was Abraham zelfs bereid dƔt te doen. Als mens begrijp je daar niets van. De zoon waar hij zo lang op gewacht had, de zoon ook waaraan hij zijn toekomst en vertrouwen op God ontleende. Die zoon moest hij offeren. Weg zekerheid, weg vertrouwen. Toch niet, Abraham bleef desondanks op God vertrouwen. Daarvan heeft hij ook getuigd toen Sara gestorven was. Toen wilde hij haar beslist begraven in de rots van MagpƩla. Want op dat stukje grond stonden bomen van het bosje van MamrƩ, het bosje wat sprak van levenskracht7. En toen hij het stukje grond voor niets kon krijgen, wilde hij beslist de volle prijs betalen. Want als hij de grond voor niets kreeg zouden de Hethieten misschien ooit nog eens een religieus recht op het stukje grond kunnen laten gelden. Of misschien als God belofte aan Abraham werkelijkheid geworden was, te kunnen claimen dat hun goden, afgoden, Abraham veel nakroost hadden geschonken. En dat wilde Abraham onder geen voorwaarde dat gebeurde. Want hij vertrouwde op God en wilde Hem de eer geven. Abraham was dus bepaald niet de verdrietige man die door de dood van zijn vrouw nauwelijks tot onderhandelen in staat was en zich een waardeloos stukje grond voor een veel te hoge prijs liet aansmeren. Hij was juist de keiharde onderhandelaar en geloofsheld die het stukje grond met bijzondere religieuze waarde voor de Hethieten hoe dan ook wilde hebben. Daarvoor was geen prijs voor hem te hoog. Want dƔƔr bij het bosje van MamrƩ had God hem het hele land en een groot nageslacht had beloofd. En dat zou wis en waarachtig gebeuren ook. Daarop vertrouwde Abraham. Ondanks dat zijn vrouw hem ontvallen was. Hij wist namelijk dat Gods beloften verder reiken dan het leven hier en nu.
Hoewel Mozes niet met zoveel woorden het enorme vertouwen van Abraham in God noemde, vroeg hij de Israƫlieten wel zo op God te vertrouwen wanneer zij eenmaal in KanaƤn zouden wonen. Zij mochten zeker weten dat God dag en nacht, dag in dag uit voor hen zou zorgen. Daar hoefden zij helemaal niets voor te doen. Alleen maar met God rekenen. Dat is doen wat Hij wil dat zij zullen doen. Dan zou Hij hen altijd op tijd regen geven en dus voedsel, vrede en rust8. Dat mochten de Israƫlieten nooit vergeten, geen dag en wat zij ook deden. Brood mocht daarom ook nooit ontbreken in het huis van God en speciaal op de sabbat, de dag van het leven, worden ververst. En dat God voor de vruchten van hun oogsten had gezorgd, moesten zij in het bijzonder herdenken wanneer zij de oogst van het land binnen haalden. Bij de gerstenoogst met Pasen moesten zij daarom de eerste schoof die geoogst was aan God geven. En bij de tarweoogst met Pinksteren de eerste twee broden die van de nieuwe oogst van de tarwe gebakken waren. En wanneer het oogstseizoen ten einde was en ook de druiven, olijven en andere vruchten geoogst en opgeslagen waren, moesten zij met het tiende deel van de totale oogst God blij en dankbaar op het Loofhuttenfeest danken.
In de tijd van Jezus waren bij lange bij niet zoveel mensen bij de landbouw of veeteelt betrokken als toen zij onder Jozua KanaƤn binnen trokken. Toch werden de grote Joodse oogstfeesten in Jezus' tijd haast uitbundiger gevierd dan ooit tevoren9. Maar of de mensen dat deden uit oprechte dankbaarheid of gewoonte is nauwelijks een vraag. O ja, dankbaar waren de mensen wel. Maar vertrouwen op God was wat anders. Als zij al op God vertrouwden was dat met de zekerheid van een goed gevulde beurs. Dus min of meer zoals in onze tijd ook zoveel mensen op God vertrouwen. Met een aardig kapitaaltje achter de hand voor onverwachte uitgaven of anders met een goede verzekering. Maar zo op God vertrouwen is toch wat anders dan God van mensen vraagt. Nu en in Jezus' tijd net zo. Daarom heeft Jezus hen opnieuw geleerd voor hun dagelijks brood te bidden in vertrouwen op God. Voor een mens is dat echter het moeilijkste wat er is. Soms ook voor de discipelen. Toen Jezus hen voor het eerst zonder Hem door het land liet trekken hadden zij er geen enkele moeite mee dat zij geen brood mee mochten nemen. Maar toen zij een paar maanden later weer eens met Hem naar de overkant van het meer van Galilea gingen en ineens tot de ontdekking kwamen niet genoeg vers brood10 te hebben meegenomen was van hun vertrouwen niet veel over. Nota bene vlak nadat Jezus haast op diezelfde plaats had laten zien dat Hij met vijf broodjes en twee vissen wel 5000 man kon voeden.
Een paar dagen voor dat broodwonder hadden de discipelen Jezus en elkaar weer in Galilea opgezocht om elkaar te vertellen van de machtige dingen die zij tijdens hun toch door het land hadden kunnen doen. Veel gelegenheid kregen zij daarvoor echter niet. De mensen gunden hen niet eens de tijd om even rustig met elkaar te eten. Jezus is toen met hen in een bootje naar een rustig plekje aan de overkant van het meer gegaan om elkaar te vertellen wat zij hadden meegemaakt en om tegelijkertijd een beetje bij te komen van alle gebeurtenissen. Toen de mensen zagen dat Jezus met de discipelen in een bootje richting BethsaĆÆda ging gingen zij Hem te voet en over land achterna. Dat ging veel vlugger dan met het bootje over het water. Want toen Jezus in de baai van BethsaĆÆda aankwam11 zag het daar al zwart van de mensen. Voor Jezus net een kudde schapen. Maar dan wel zonder een herder. En dat maakte Hem zo verdrietig dat Hij de mensen toch maar weer vertelde over het Koninkrijk van God. En dat zij daarin kunnen binnengaan wanneer zij God lief hebben, doen wat Hij zegt en volkomen op Hem vertrouwen. Want een mens kan onmogelijk het Koninkrijk van God binnengaan wanneer hij vertrouwt op geld en goed of op eigen prestaties of vroomheid12. Of Jezus dat ook toen in BethsaĆÆda met diezelfde woorden zei, vertelt de Bijbel niet. Wel dat Hij op spectaculaire manier liet zien wat vertrouwen op de HERE God en op Hem als zijn Zoon concreet betekende.
Hij deed dat door op Zijn beurt de mensen geen tijd tot eten te gunnen. Aanvankelijk had niemand dat eigenlijk zo in de gaten. Maar toen Jezus tegen het eind van de middag nog steeds aan het woord was, begonnen de discipelen zich toch een beetje ongerust te maken. Nog even en dan konden de mensen geen brood meer kopen. Jezus moest daarom maar stoppen en de mensen wegsturen om in de dorpen voedsel te halen. Maar dat wilde Jezus nu juist niet. Hij wilde die dag laten zien en ervaren wat vertrouwen is. Daarom vroeg Hij aan Filippus waar zij brood konden kopen. Niet dat Jezus ook echt van plan brood te gaan halen voor die duizenden mensen. Daarvoor hadden zij niet eens voldoende geld bij zich. Nee, het ging erom dat ook Filippus leerde vertrouwen. Filippus kwam namelijk uit BethsaĆÆda en wist dus beter dan wie ook dat in de wijde omtrek niet voldoende brood voor zoveel mensen te koop was. Andreas, die ook uit BethsaĆÆda kwam en hoorde wat Jezus aan Filippus vroeg, begon alvast rond te kijken om te zien of er misschien mensen waren die wat extra brood bij zich hadden en daarvan zouden kunnen delen. Maar die waren er niet. Sterker nog, niemand had brood bij zich. Behalve een jongentje die voor zichzelf vijf broodjes en twee visjes had meegenomen. Veel te weinig dus voor zoveel mensen. Maar in de handen van Jezus bleken die vijf broodjes en twee vissen meer dan genoeg! Wat een wonder!
En wat een symboliek zo vlak voor het Paasfeest, het feest waarop de Joden de bevrijding uit Egypte vierden en herdachten. Het feest van het ontstaan van de staat Israƫl13wat zij vierden door met elkaar van ƩƩn brood te eten als teken dat zij allen bij het ene volk Israƫl hoorden14. Een mooier en passender wonder had Jezus dus nauwelijks kunnen doen. Samen eten van vijf broodjes. Geen wonder dat de mensen toen ervan overtuigd raakten dat Hij de beloofde profeet was, de nieuwe Mozes15, hun nieuwe koning! Want wie brood uitdeelt is een koning. Vroeger had koning David dat bijvoorbeeld gedaan toen hij de ark naar Jeruzalem had laten overbrengen. En in hun tijd kenden zij dat maar al te goed van de Romeinse keizers die het volk 'brood en spelen' gaven. Ook de discipelen leken een beetje in die richting te denken. Want hoewel zij beter hadden kunnen weten, wisten zij na het broodwonder niet meer wat zij van Jezus moesten denken. Dat veranderde echter nog diezelfde nacht nog en anders de dag daarna wel.
Na het broodwonder is Jezus alleen de bergen ingegaan om te bidden. Terwijl de discipelen alvast met het bootje naar Kapernaum vertrokken. Zij verwachtten blijkbaar dat Hij later en over land zou volgen. Erg hard schoten de discipelen echter niet op. Want toen zij goed en wel vertrokken waren begon het -zoals 's nachts veel vaker gebeurt- vreselijk te stormen16. Om een uur of drie waren zij nog maar halverwege. En hoewel zij als vissers toch wel wat gewend waren, werden zij die nacht bang. Doodsbang. Vooral toen Jezus hen tegen een uur of vier achterna gegaan was en rustig over het water lopend voorbij liep. In het noodweer van de storm en hun angst meenden zij een spook te zien en schreeuwden het uit van angst. Pas toen Jezus hen kalmeerde, drong het tot Petrus door dat Jezus daar over het water liep! Zomaar over het water! Zo bang als Petrus even tevoren was, zo vol vertrouwen was hij nu. Hij vroeg Jezus of hij lopend over het water naar Hem toe mocht komen. En toen Jezus dat goed vond, bedacht hij zich geen moment, sprong overboord en liep naar Jezus toe. Hij kon ook over het water lopen! Tot hij de golven zag en zijn vertrouwen verloor, toen zonk hij weg in de golven. Nog net op tijd pakte Jezus hem bij de hand en bracht hem veilig in de boot bij de andere discipelen. Vreemd genoeg ging de wind toen ook liggen. Over vertrouwen gesproken! De discipelen beseften toen opeens heel scherp dat Jezus inderdaad de Zoon van God was!
Toen zij in de vroege ochtenduren in KapernaĆ¼m aankwamen, waren er prompt een paar mannen die Jezus herkenden. Misschien waren zij er de voorgaande dag wel bij geweest toen Jezus die duizenden mensen te eten gegeven had. Hoe dan ook, zo gauw zij konden vertelden zij aan iedereen die het horen wilde dat Jezus ook weer in het dorp was. Het duurde dan ook maar even of van alle kanten stroomden de mensen weer naar Hem toe. En toen later op de dag ook de mensen die Hem in BethsaĆÆda hadden gezocht zich bij de scharen voegden, was het haast nog drukker dan de voorgaande dag. Maar toch anders. De mensen waren nu niet meer hongerig naar het evangelie van Gods Zoon, maar kwamen om het eten wat Jezus gaf. Over vertrouwen gesproken! Haast kwaad zei Jezus daarom dat zij nu eens moesten ophouden als ongelovige mensen alleen maar aan eten te denken wat zo weer is verteerd. Zij deden er beter aan zich druk te maken over de echt belangrijke dingen in het leven. Over het Koninkrijk van God en om brood wat eeuwig leven geeft. Om het brood wat Hij hen geven mag als zij in Hem geloven en doen wat God wil. Dat brood wilden de mensen wel hebben. Hoe konden zij dat krijgen? Moesten zij nog meer doen dan de wet van Mozes vroeg? Of kon Jezus hen dat brood van eeuwig leven geven? Net zoals Mozes in de woestijn? Uit die vraag bleek dat de mensen geen idee hadden waarover Jezus sprak. Want niet Mozes gaf het manna in de woestijn, maar God. En manna was weliswaar brood uit de hemel, maar geen brood om eeuwig te leven. Hun voorvaderen moesten immers iedere dag weer opnieuw manna eten zijn uiteindelijk allemaal toch gestorven. Maar van het brood wat Jezus geeft, krijgt geen mens ooit weer honger.
Kan een mens pas echt leven, eeuwig leven. Want Jezus Zelf is dat brood uit de hemel. Dat laatste Jezus echter niet moeten zeggen. Volgens de mensen die Hem hoorden althans niet. Volgens veel mensen van onze tijd trouwens ook17. Jezus uit de hemel gekomen? Kom nou, Jozef en Maria waren toch Zijn vader en moeder. En Jezusā lichaam eten? Dat nooit, dan maar geen eeuwig leven. Dat zeiden de mensen weliswaar niet, maar dachten het wel. Dat bleek de sabbat daarop toen Jezus in de synagoge opnieuw zei dat mensen alleen maar eeuwig kunnen leven wanneer zij Zijn lichaam eten en bloed drinken. Toen begrepen de mensen ineens Hij met eeuwig leven gevend brood Zijn eigen lichaam bedoelde. Maar dat wilden de mensen niet horen, daar had je niets aan. Teleurgesteld keerden velen zich daarom van Jezus af. Ook velen die Hem tot dusver als leerling gevolgd waren. Dat kwam heel hard aan bij Jezus, zo zelfs dat Hij zij vaste discipelen vroeg zij ook maar niet liever wilden weggaan. Hoe hartverwarmend en bemoedigend moet Petrus' belijdenis toen voor Hem zijn geweest toen hij zei: āHeer waar dan heen? Tot U alleen. Uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontslotenā. Brood om eeuwig van te leven.
1De Hyksos-dynastie had er geen enkele moeite mee dat een Semiet als Jozef de belangrijke post van 'vizier' aan het Egyptische hof te geven. (Genesis 41,39-41)
2Tot dan toe waren het noordelijk en zuidelijk deel van Egypte gescheiden. De beroemde farao Ramses II, waaronder volgens de ongewijde geschiedenis de uittocht uit Egypte plaats vond, behoorde tot de achttiende dynastie. In die tijd werd ook zuid-Egypte, en vooral de streek rond het huidige Luxor en Aswan, het religieuze centrum van het land.
3Dat de Egyptenaren gevolg gaven aan Farao's opdracht kan worden afgeleid uit het verhaal van Mozesā moeder die haar kind in een biezen mandje te vondeling legde in de rietvelden langs de Nijl. In de hoop overigens dat iemand medelijden zou krijgen en hem zou redden. (Exodus 2,3)
4Hoewel de Bijbel over het bloed aan de deurposten spreekt als een teken voor de HERE God dat in dat huis Israƫlieten woonden en dat huis moest overslaan om het oudste kind te doden (Exodus 12,12-13), heeft het bloed in de Joodse traditie ook heel sterk de betekenis gekregen van een daad (mitswa) van vertrouwen op van God.
5 Uit Numeri 11 vers 5 krijgen wij de indruk dat de Israƫlieten in Egypte uitstekend voedsel kregen. Zij verlangden heel erg naar terug. Maar als je leest wat het Joodse catechisatieboek Jom Jom over het voedsel in Egypte schrijft, krijgt het verlangen van de Israƫlieten wel een heel bittere betekenis. Zij verafschuwden het voedsel in de woestijn (manna) zo erg dat zelfs de vis en komkommers heerlijk waren. Jom Jom beschrijft deonderdrukking in Egypte als een periode van vreselijk hard werken en waarin de Joden'als voedsel wat goedkope vis uit de Nijl kregen en wat meloen, uien en augurken'. De onzekerheid in de woestijn woog hun dus zo zwaar dat zij de onvrijheid en slavenarbeid in Egypte verkozen boven de vrijheid en afhankelijkheid van de HERE God in de woestijn
6Jaren later, nadat Lot ontvoerd was door Kedarlaomer en God opnieuw een verbond met hem gesloten had, had Abraham nog steeds geen kinderen (Genesis 16,1)
7 Je leest er zo maar over heen:De bomen in het veld van Efron bij Magpela. Tot je je realiseert dat die bomen symbolen zijn van de vruchtbaarheidsrituelen en afgodendienst in het KanaƤn van Abrahams tijd. Het woord MamrƩ betekent Levenskracht (Genesis 23). Alleen die bomen waren dus al de 400 shekel zilver waard die Abraham moest betalen!
8Wijn was voor de Joden en andere volken in het Midden-Oosten een symbool van vrede en rust. Een olijfboom was vooral een symbool van vertrouwen (Psalm 52,10). Een olijfboom geeft immers olie voor verlichting en voedsel.
9Jeruzalem werd tegen de Paasdagen overstroomd met pelgrims (Johannes 11,55a)Met Pinksteren -in ieder geval het Pinksterfeest waarop de Heilige Geest uitgestort werd- stroomde Jeruzalem zelfs vol met mensen uit de hele wereld. (Handelingen 2,5)
10De evangelist Marcus vertelt dat de discipelen maar Ć©Ć©n broodje (mogelijk van de vorige dag) bij zich hadden. (Marcus 8,14b)
11Dat we aan een baai of inham van het meer moeten denken blijkt wanneer we de verhalen van Marcus en Johannes over de nacht na het broodwonder naast elkaar leggen. Marcus vertelt dat de discipelen na het broodwonder naar BethsaĆÆda moestenoverstekenen vanwege de storm ver na middernacht nog maar halverwege het meer waren. (Marcus 6,44-47).Uit het evangelie van Johannes blijkt dat zij die oversteek naar Kapernaum was. (Johannes 6,17
12 In onze vertalingen wordt heel sterk benadrukt dat iemand die zich helemaal in beslag laat nemen door zijn eigen werk, niet in het Koninkrijk van God kan komen (Lucas 9,62). In de engelse vertaling wordt echter beklemtoond dat een mens die vertrouwt op eigen prestaties het Koninkrijk van God niet kan binnengaan. (Luke 9,62: He who puts his hands to the plough and looks back is not fit for the Kingdom of God. )
13De Joden zien de uittocht uit Egypte als het begin van hun geschiedenis. Zij noemen de uittocht daarom ook āde geboorte van IsraĆ«ls lichaamā.
14Aan het eind van de Paasmaaltijd krijgt iedereen een stukje van een halve matze als symbool van de gemeenschap met het lichaam van Israƫl. Deze gewoonte betrekt Paulus op het lichaam van Christus als hij de betekenis van het Avondmaal uitlegt.
15Toen Mozes afscheid nam van het volk heeft de HERE God het volk Israƫl een profeet als hij. (Deuteronomium 18,17).Maar die profeet is onder het oude verbond nooit gekomen. (Deuteronomium 34,10)
16Doordat ās nachts door de sterke afkoeling een groot temperatuurverschil ontstaat tussen het land rondom en het water van het meer een sterke stijgwind boven het water waardoor de hevige storm ontstaat. Iedere toerist die een paar dagen in Tiberias is geweest heeft zoān storm wel eens meegemaakt.
17Hierbij is te denken aan de opvattingen van moderne (vrijzinnige) theologen die menen dat Jezus weliswaar een goed mens was en voorbeeld voor velen, maar niet de Zoon van God. (Bijvoorbeeld in boeken alsJesus the Manvan Barbara Thierring enJezus - Honderd jaar voor Christusvan Prof Alvan Ellegard.