10. Over wijn en hoe de Seder Avondmaal werd.
Over wijn en de wijnbouw.
De Egyptische gidsen in de tempel van Edfu bij Luxor weten het zeker: de Egyptische god Osiris was de eerste op aarde was die druiven verbouwde1. Hedendaagse wetenschappers weten het beter: Druiven werden voor het eerst verbouwd in Oost-Turkije even ten zuiden van de Kaukasus. Het gebied dus waarin de berg Ararat ligt, de berg waarop Noach na de zondvloed landde en vrijwel meteen druiven ging verbouwen om daar wijn van te maken. De Bijbel weet het dus heel precies: Noach was de eerste mens die ontdekte hoe hij eetbare druiven moest verbouwen en daaruit wijn kon maken. Tot zijn schaamte ontdekte Noach ook wat wijn doet wanneer je daarvan teveel drinkt. Omdat wijn het leven van mensen vrolijk maakt en -mits met mate gebruikt- een goed medicijn voor bepaalde kwalen is, kreeg wijn al gauw een heel aparte plaats in het leven van mensen. Wijn werd ook al heel gauw een symbool van vrede en vrijheid werd. In de Bijbel lezen we bijvoorbeeld dat MelchizƩdek Abraham met brood en wijn feliciteerde toen hij Lot bevrijd had uit de handen van KedarLaomer.
Dat wijn een symbool van vrede en vrijheid werd, kwam waarschijnlijk omdat de druiventeelt een uitermate moeilijke teelt is en buitengewoon veel zorg en aandacht vraagt. Geef je die niet, dan degenereren de wijnplanten in de kortste keren en zijn de druiven wrang en zuur en volkomen ongeschikt om wijn van te maken. Die intense zorg en aandacht voor de druivenplanten konden eigenlijk alleen maar gegeven worden in tijden van rust, vrede en vrijheid. Om die reden bepaalde de wet van Mozes bijvoorbeeld dat een boer die pas een wijngaard geplant had, vrijgesteld was van militaire dienst2. De wijnstok met de enorme druiventrossen die Israƫlische verspieders na hun verkenning van KanaƤn meebrachten was niet alleen het bewijs dat het land vruchtbaar was, zij was ook een teken dat in KanaƤn vrede en rust te vinden zouden zijn. Zo kreeg wijn ook al heel gauw een opvallende plaats als symbool van vrede, vrijheid en rust in de Joodse godsdienstige tradities. Op de sabbat, de wekelijkse rustdag waarop de Joden herinnerd werden aan hun vrijheid, drinken de Joden altijd een beetje wijn voordat zij naar de synagoge gaan3. Daarna, wanneer zij samen de sabbatsmaaltijd gebruiken, wordt er ook altijd wijn gedronken4. Wanneer iemand een brandoffer bracht tot verzoening van schuld, moest hij ook altijd een spijsoffer met wijn brengen. Als teken en zegel dat de vrede weer was hersteld. Wijn sprak daarmee ook van vertrouwen. Maar ook om de ogen in vertrouwen op God gericht te houden. Dat gold bijvoorbeeld heel in het bijzonder voor het brandoffer op de nieuwemaansdag waaraan een speciaal drankoffer van wijn moest worden toegevoegd. Wijn mocht daarom nooit ontbreken op de grote oogstfeesten.
Op het Loofhuttenfeest moesten de Joden bijvoorbeeld tien procent van de opbrengst van hun land naar de tempel brengen. Als dankoffer en altijd durende herinnering om God de eerste plaats in hun leven te geven. Maar juist omdat het een dankoffer was, mochten -of beter gezegd: moesten- zij zelf ook rijkelijk eten en drinken. Op het Paasfeest, het feest van de bevrijding, was wijn vooral een symbool van die vrijheid en vrede voor later en altijd. Dan moesten de Joden zelfs vier bekers wijn drinken5. Toen Jezus aan het begin van Zijn optreden vlak voor het Paasfeest6 water in wijn veranderde betekende dat voor de Joden dan ook veel meer dan het wonder van water dat wijn werd. Door dat wonder liet Jezus namelijk zien dat Hij macht had wijn als symbool van vrede, vrijheid en rust te verbinden met water als symbool van vertrouwen op de HERE God. Jezus' macht ging zelfs nog veel verder, Hij kon voor mensen genade bij God verwerven om hen te laten te leven, vrij van de dood en voor eeuwig en altijd. Misschien bracht Jezus dat evangelie van genade juist daarom soms heel dichtbij de mensen met beelden die Hij aan de wijn- bouw ontleende.
De eerste keer dat Hij dat deed, was toen Hij eens onderweg naar Jeruzalem door een man werd aan- gesproken7. Dat gebeurde wel meer. Maar met deze man was blijkbaar iets bijzonders aan de hand. Hij rende naar Jezus toe, en viel voor Hem op de knieƫn. Hij, de rijke jongeling die het in zijn leven al helemaal gemaakt had, viel op zijn knieƫn voor Jezus! Zag hij in Jezus dan toch zijn meerdere? Te oordelen naar zijn vraag wel. Want hij vroeg Jezus wat hij moest doen om het eeuwige leven te krijgen. Voor de schatrijke jonge man was dat toch wel een beetje vreemde vraag. Hij had het toch goed in het leven, meer dan goed zelfs! En nog een heel leven voor zich! Maakte hij zich dan nu al zorgen over het leven na dit leven? Dat maakte hij zich inderdaad. Want de rijke jongeman was in geestelijk opzicht de weg goed kwijt. Dat bleek toen Jezus tegen hem zei dat hij alleen maar naar Gods geboden moest leven en hij daarop antwoordde dat hij dat altijd gedaan had. Moest hij dan nog meer doen? Hij zag blijkbaar niet dat leven naar Gods geboden niets meer of minder is dan leven in liefde tot God en de naaste. Vandaar ook dat het voor hem teveel gevraagd was, zijn bezit te verkopen en zijn geld aan de armen te geven8 en zichzelf aan Jezus. Diep teleurgesteld ging de man weer weg. Als een zichtbaar bewijs dat een kameel gemakkelijker door het oog kruipt dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat. Toen Jezus dat zo tegen de discipelen zei, raakten ook zij het evangelie van genade even kwijt. Konden zij dan wel het Koninkrijk van God binnengaan. Was het eigenlijk wel genoeg dat zij huis en haard verlaten hadden om Jezus te volgen?
Dat zij eeuwig leven alleen door Jezus en uit genade konden krijgen, zagen zij toen nog niet zo precies. En dat genade iets is waarop je niet rekent en waarvan je denkt dat je daarop geen recht hebt, waren zij even kwijt. Daarom heeft Jezus het evangelie van heel dichtbij hen gebracht met het verhaal van een wijngaardenier. Een bijzondere wijngaardenier, die zijn arbeiders niet beloonde voor wat zij hadden gedaan, maar hij hen betalen wilde. Zo mogen mensen het Koninkrijk van God binnen gaan. Niet om wat zij hebben gedaan, maar omdat God wil dat zij binnen gaan.
De tweede keer dat Jezus een beeld uit de wijnbouw gebruikte was op de dag nadat Hij de veehandelaars had weggejaagd van het tempelplein. Drie jaar eerder had Hij de veehandelaren ook al eens vlak voor de Paasdagen weggejaagd9. De Farizeeƫrs hadden Hem toen verontwaardigd gevraagd waar Hij het recht vandaan haalde zo op te treden. Nu, drie jaar later, vroegen zij dat weer. Maar nu heel anders. Met meer vijandigheid. Ook met meer voorzichtigheid. Toen Jezus de veehandelaars drie jaar eerder wegjoeg, kende niemand Hem eigenlijk. Pas na de Paasdagen begonnen de mensen in Hem te geloven. Nu, drie jaar later, droegen de gewone mensen Hem bij wijze van spreken op de handen. De voorgaande dag hadden zij Hem zelfs nog massaal als hun koning Jeruzalem binnengehaald. De Farizeeƫrs besloten daarom besloten Jezus pas over Zijn optreden ter verantwoording te roepen zodra de eerste opwinding over de ontruiming van het tempelplein wat geluwd zou zijn. Dat was de volgende dag toen Jezus net begonnen was de mensen op het tempelplein opnieuw te vertellen over het Koninkrijk van God. Zodra daarvoor de gelegenheid vroegen zij Jezus waar Hij het recht vandaan had gehaald de vorige dag de veehandelaars van het tempelplein weg te jagen. Dat wilde Jezus wel vertellen, maar eerst moesten de Farizeeƫrs zeggen of de doop van Johannes een wettige doop was of niet.
Goed beschouwd was het onfatsoenlijk een vraag met een tegenvraag te beantwoorden. Zeker met een vraag over een onderwerp wat wel heel ver af staat van de vraag van de ander. In de Joodse omgang was het echter heel gewoon een vraag met een wedervraag te beantwoorden. Zeker wanneer die vraag alles met de eerste vraag te maken had. Dat laatste was heel duidelijk het geval. Jezus' optreden op het tempelplein had alles te maken met Johannes' optreden aan de Jordaan. Toen de Farizeeƫrs indertijd aan Johannes zelf vroegen waarom hij de mensen doopte als hij de Christus niet was, had hij hen gewezen op de Man die na hem zou komen. Die zo belangrijk was, dat hij, Johannes, zelfs niet waard was Zijn schoenen vast te maken. De Farizeeƫrs waren die woorden van Johannes vast niet vergeten. Daarmee had Jezus in feite al aangegeven waaraan Hij het recht ontleende de veehandelaars weg te sturen. Maar dat zagen de Farizeeƫrs niet. Dat wilden zij niet zien. Want als zij enige waarde zouden toekennen aan Johannes' woorden, zouden zij daarmee zeggen dat Johannes een door God gezondene was en dan Jezus terecht aan hen vragen waarom zij dan niet naar hem geluisterd hadden. Aan de andere kant konden zij ook moeilijk zeggen dat Johannes' doop mensenwerk was10, want dan zouden zij zich de woede van de mensen op de hals halen. Dus zeiden de Farizeeƫrs maar niets. En kregen zij geen antwoord op hun vraag naar Jezus' bevoegdheid.
Wel ontdekte Jezus hen aan hun schijn- heiligheid met een verhaal van een vader die aan zijn beide zoons vroeg hem te helpen bij het werk in de wijngaard. De ƩƩn zei niet te willen helpen maar deed het toch. De ander beloofde zijn vader te helpen, maar deed niets. Voor de Farizeeƫrs was het niet moeilijk te zeggen wie van de twee broers deed wat de vader vroeg. De eerste natuurlijk. Want hoewel hij aanvankelijk weigerde te helpen, ging hij toch aan het werk. De Farizeeƫrs die na drie jaar onderhand geleerd hadden dat Jezus nooit 'zo maar' of zonder bedoeling een verhaal vertelde, hadden vast wel door dat Jezus met die zoons op de mensen doelde. Die eerste zoon, die nee zei maar ja deed, doelde vast en zeker op het volk Israƫl. Net zoals alle mensen zouden zij uit zichzelf niet doen wat God van hen vroeg, maar doordat zij de wet hadden leren kennen was het doen van de wet hun lust en leven. Dat leek vooral de Farizeeƫrs te gelden. De werkelijkheid was echter totaal anders. Wat de Farizeeƫrs de mensen vertelden en leerden over de wet van God was helemaal waar. Maar zelf handelden zij niet naar Gods wet! Dat was al zo in de tijd van toen Johannes de Doper nog doopte. Het leek wel of de Farizeeƫrs belangstelling hadden voor zijn doop en woorden, maar toen het op bekering aankwam waren zij niet thuis. Wat dat betreft leken de Farizeeƫrs en Schriftgeleerden eerder op die tweede zoon die zijn welwillende woorden uitpoetste met liefdeloos gedrag. Ja sterker nog, de Farizeeƫrs en Schriftgeleerden leken op een stel misdadige pachters. Dat maakte Jezus duidelijk met nog een gelijkenis die Hij aan de wijnteelt ontleende. Of beter gezegd, een gelijkenis die Hij ontleende aan het lied over de wijngaard van de profeet Jesaja.
Eens had een landeigenaar een prachtige wijngaard laten aanleggen. Vanwege zaken in het buitenland had hij geen tijd de wijngaard verder te ontwikkelen. Hij verhuurde de wijngaard daarom aan een paarboeren uit de buurt. Zoiets gebeurde wel meer. Toen de wijngaard voor het eerst vruchten begon te geven, stuurde hij, zoals dan gebruikelijk is, een paar van zijn knechten naar de boeren om de pacht te innen. De boeren wilden echter niet betalen en gaven de knechten een pak slaag in plaats van geld. Met de knecht die de landeigenaar daarna stuurde ging het niet veel beter. De knecht die de landeigenaar daarna stuurde werd zelfs vermoord. Zo ging dat jaar in jaar uit. Ten einde raad stuurde de wijngaardenier zijn eigen zoon. Hem zouden de boeren toch wel met rust laten. Dus niet, ook hij werd vermoord. Met voorbedachten rade nog wel. Door hem te doden dachten de boeren de wijngaard in bezit te kunnen krijgen. Erfgenamen had de landeigenaar immers niet en wat moest de man met een wijngaard als hijzelf in het buitenland zat? Terwijl de mensen die de gelijkenis hoorden, vonden dat Jezus daarmee wel erg ver ging, hadden de Farizeeƫrs heel goed in de gaten Hij hen op het oog had met die misdadige boeren. Woedend werden zij. Het liefst hadden zij Hem op datzelfde moment en ter plaatse nog gevangen genomen. Maar omdat zij bang waren dat de gewone mensen dat niet zouden nemen, besloten zij Herodes Jezus gevangen te laten nemen. Of, als dat niet lukte, om Jezus eens en voor altijd bij de mensen zo in diskrediet te brengen. Zij deden dat door, in het bijzijn van de knechten van Herodes, Jezus de vraag te stellen of het een Jood eigenlijk wel toegestaan is de belasting betalen die Pontius Pilatus de Joden opgelegd had toen hij gouverneur over Judea werd. Die belasting was voor de Joden een heikel punt vanwege het onmiskenbaar religieus karakter dat Pilatus daaraan gegeven had.
De belasting was in waarde namelijk precies gelijk aan het hoofdgeld dat zij moesten betalen als bijdrage voor het bouwfonds van de tempel. Dat hoofdgeld gold voor hen als verzoening voor hun levens en sprak van Gods zorg voor Zijn volk. Juist die betekenis had Pilatus met de belasting gekopieerd. Om de belasting te voldoen had Pilatus een special munt laten ontwerpen, waarop de beeltenis van de keizer van Rome stond met als randtekst āTiberias, Verheven Zoon van de Goddelijk Verhevene11ā. Betalen met de munt was voor de Joden niets minder dan de keizer van Rome als god erkennen en vereren. Zo had Pilatus dat ook bedoeld. Om de Joden te grieven en te dwingen tegen het gebod van God in te gaan. De vraag van de FarizeeĆ«rs aan Jezus of een Jood die Romeinse belasting met die speciale munt mocht betalen was dus eigenlijk een vraag waarop Hij nooit een 'goed antwoord' kon geven. Wanneer Hij zou zeggen dat je die belasting betalen moest, dan zou Hij prompt de sympathie van het volk verliezen. Wanneer Hij zou zeggen dat je als Jood die belasting niet betalen mocht, zou Hij ogenblikkelijk door de Romeinen gevangen genomen worden. Dat valkuil zag Jezus ook heel goed. Daarom vroeg Hij de FarizeeĆ«rs wiens beeld en naam op de belastingmunt stond. Eigenlijk een rare vraag. Iedereen wist toch dat de keizer van Rome daarop afgebeeld stond en die godslasterende tekst! Dat was immers precies de reden waarom de Joden zwaarwegende principiĆ«le bezwaren hadden tegen het betalen van die belasting! Daarom mochten zij die belasting toch eigenlijk niet betalen! Maar Jezus zei iets anders. Hij zei dat aan de keizer gegeven moest worden dat het beeld en de naam van de keizer draagt en aan God dat Zijn naam en beeld draagt. Wat dat betekende wist zelfs een kind. God had immers Zijn naam op het volk van IsraĆ«l gelegd en zĆj droegen het beeld van God! Toen zaten de FarizeeĆ«rs opnieuw met de mond vol tanden. Hun zo zorgvuldig opgestelde plan om Jezus gevangen te laten nemen was op niets uitgelopen. Ook het gewone volk had door Jezusā woorden een probleem. Jezelf helemaal aan God geven en als een kind volkomen op Hem vertrouwen, is voor een mens zowat het moeilijkste dat er is. Het betekent dat je ook helemaal Ć©Ć©n moet zijn met Jezus en je volkomen afhankelijk wilt zijn van Hem. Net zo Ć©Ć©n en afhankelijk als een wijnrank is van de wijnstok om zijn levenssappen te krijgen. Dat was het laatste beeld dat Jezus aan de wijnteelt ontleende en aan Zijn discipelen vertelde vlak nadat Hij zijn laatste Sedermaaltijd tot eerste Avondmaal gemaakt had12.
Hoe de Seder Avondmaal werd.
Naast de Paasoffermaaltijd in de tempel was de Paasmaaltijd thuis -de Sedermaaltijd zoals de Joden die noemen13- de avond daarvoor14 voor de Joden veruit de belangrijkste maaltijd van het jaar15. Want met de Sedermaaltijd begon (en begint nog altijd) het Paasfeest16. Het feest waarop de Joden blij en dankbaar herdenken dat God hen uit de slavernij van Egypte bevrijdde en met hen een nieuw begin maakte als volk van Hem. Of, zoals zij dat zeggen, het feest waarop zij 'de geboorte van het volk Israƫl' vieren17. Zo ziet de Bijbel het Paasfeest trouwens ook. Want vanaf het moment dat de Israƫlieten uit Egypte waren bevrijd, moesten zij het kerkelijk jaar beginnen in de maand van hun uittocht. Daardoor kreeg het van oorsprong heidense18 lentefeest19 voor hen een totaal andere betekenis. De ongezuurde broden, gebakken van het nieuwe koren, en het geslachte lam als eersteling van het nieuwe vee waren niet langer en allereerst de dankvormen voor het nieuwe leven dat God gaf in de natuur en het leven van alledag, maar werden zij dankvormen voor het nieuwe leven dat Hij hen gaf als volk van Hem. In hun taal gezegd betekende dat voor de Joden dat Pesach toen Pascha werd20. Dat betekende overigens niet dat zij het Lentefeest niet meer mochten vieren. Juist wel, maar dan wel ondergeschikt aan het Pascha en verscholen in het Feest van de Ongezuurde Broden21. In de Bijbel lezen we dat de Joden na de ballingschap het Paasfeest ook zo vierden; eerst het Paasfeest en dan het Feest van de Ongezuurde Broden. In die volgorde heeft Jezus die feesten van het leven ook vervuld en daaraan een nieuwe betekenis van Leven gegeven. Op het Paasfeest, de dag waarop de paaslammeren geofferd worden in de tempel, werd Hij als een Lam ter slachting geleid en stierf Hij aan het kruis. En op de sabbat daarna, de dag van het Oogstfeest waarop de eerste schoven van het veld aan God gegeven werden, stond Hij op uit de dood als eersteling van de doden.
Ofschoon het nieuwtestamentische Paasfeest daarmee Ć©Ć©n van de belangrijkste feesten voor de christelijke kerk werd, luisterde het oudtestamentische Paasfeest en de viering ervan buitengewoon nauw. Wie zich aan het Pascha onttrok, onttrok zich in feite aan het volk van God. Dan hoorde je niet meer bij het volk van God. En iemand die weigerde het oude brood en gist uit zijn huis te verwijderen gaf daarmee blijk niet te willen breken met zijn oude leven. Voorbijgaan aan het Pascha betekende voorbij gaan aan het nieuwe begin dat God wilde maken. Daarvan waren de Joden heel goed doordrongen toen zij onderweg waren naar het Beloofde Land en daarom het Pascha gevierd zoals het moest. Eerst bij de SinaĆÆ en later opnieuw vlak voordat zij het Beloofde Land binnentrokken22. Maar toen zij eenmaal in KanaƤn waren, vergaten zij het Paasfeest te vieren zoals God wilde dat zij dat zouden doen. Alleen in de tijd van SamuĆ«l en de koningen Hizkia en Josia, zo lezen we in de Bijbel, vierden zij het Pascha. Na de ballingschap gingen zij naast het sabbatsjaar en het Loofhuttenfeest, ook het Pascha vieren zoals het moest.
Dat deden zij in de tijd dat Jezus op aarde was nog altijd. In de Bijbel lezen we dat de mensen toen precies zoals de wet van Mozes gebood, massaal naar Jeruzalem gingen om daar het Paasfeest te vieren. Ook Jezus deed vanaf de tijd dat Hij zijn Bar-Mitswah had gedaan23. Eerst met Zijn ouders en later als volwassen man met Zijn discipelen. Doordat vrijwel iedere Jood in die tijd met Pasen naar Jeruzalem ging, waren de feestdagen eigenlijk Ć©Ć©n grote familiereĆ¼nie. Met als hoogtepunten de offermaaltijd in de tempel op de eerste Paasdag en de Sedermaaltijd thuis met familie of vrienden de avond daarvoor. Tot in onze tijd spreken Joden nog altijd met grote vertedering over de gezelligheid en warmte van de Sedermaaltijd. Voor de evangelisten was dat overigens niet de enige reden waarom zij zoveel aandacht geven aan de laatste Sedermaaltijd die Jezus met Zijn discipelen hield. Zij vragen zoveel aandacht omdat Jezus aan vrijwel alles van de Sedermaaltijd een heel andere betekenis gaf dan in de loop van de eeuwen in de Joodse traditie was ontstaan. Dat was nogal wat. Want de Sedermaaltijd is goed beschouwd niet anders dan een aaneenschakeling van symbolen en tradities. Dat begint al zodra iedereen aan tafel zit24. Dan vraagt het jongste kind waarom de maaltijd zo heel anders is dan andere maaltijden. Het hoofd van het gezin vertelt dan hoe God het volk IsraĆ«l indertijd met groot vertoon van macht heeft bevrijd uit de slavernij van Egypte. Pas daarna kan de maaltijd beginnen. Dat betekent niet dat iedereen maar neemt en eet waaraan hij zin of behoefte heeft. Nee, iedereen moet in een heel strikte volgorde de gerechten op tafel eten. Pas op aanwijzing en na de uitleg van het hoofd van het gezin mocht je eten van het volgende gerecht. Iedereen moest goed weten waarom dat gerecht gegeten werd of op tafel stond. Het zout en het zoute water waarin de verse groenten gedoopt worden, herinneren bijvoorbeeld aan de tranen die de IsraĆ«lieten in Egypte schreiden om hun mensonwaardig bestaan en de dreiging van moord op hun kinderen. Zoals ook de saus van bittere kruiden (in onze tijd meestal mierikswortel), waarvan je gaat huilen als je daarvan eet. De grauwbruine moes van noten en fruit25, die vrijwel dezelfde kleur en dikte had als het leem in Egypte, was heel duidelijk de herinnering aan dwangarbeid die de Joden moesten verrichten voor de bouw van de steden in Beneden-Egypte26.
Niet alle gerechten spraken van moeiten en verdriet. De verse groenten (meestal radijs en peterselie) en de lamsbout waren bijvoorbeeld symbolen van nieuw leven. Van het nieuwe leven dat de Israƫlieten ontvingen met de uittocht uit Egypte. Het brood van de Paasmaaltijd had zelfs een dubbele betekenis, van zowel verdriet als vreugde. Aan het begin van de maaltijd herinneren de broden aan de bittere tijd in Egypte terwijl zij aan het eind van de maaltijd juist spreken van Gods verlossing uit Egypte. De wijn had ook een dubbele symboliek, maar dan van vrede, rust en vrijheid. Aan het begin van de maaltijd, wanneer het hoofd van het gezin vertelt over de plagen die de Egyptenaren troffen om hen murw te maken de Israƫlieten hun vrijheid te hergeven, sprenkelt hij bij het noemen van iedere plaag een beetje wijn op de grond als herinnering dat de Israƫlieten gevrijwaard bleven van de plagen. Later tijdens de maaltijd wordt de wijn gedronken als symbool van vrede, vrijheid en rust.
Hoewel er ook heel wat andere gerechten op de tafel van Jezusā laatste paasmaaltijd stonden (Petrus en Johannes hadden immers zowat een dag nodig voor de voorbereidingen van de maaltijd), spreken de vier evangelisten27 alleen maar over het brood en de wijn28. Niet zonder reden. Want juist aan brood en wijn een heel andere en nieuwtestamentische betekenis gegeven. Van brood en wijn maakte Hij toen voor mensen tastbare herinneringen aan Hem en eucharistie29 voor de vergeving van zonden en eeuwig leven. Aan vrijwel alle gebruiken en gerechten van de Sedermaaltijd gaf Jezus op de avond voor Zijn sterfdag een heel andere betekenis. Dat begon al bij het begin van de maaltijd. Omdat Jezus die avond de Seder gaf, was Hij naar aloud gebruik bij de schalen met ongezuurde broden gaan zitten30. De discipelen31 verwachtten niet anders dan dat Hij voordat Hij het verhaal over de uittocht van Egypte zou vertellen, van de middelste schaal het middelste brood zou nemen en dat in twee ongelijke delen verdelen. Het kleinste stuk zou Hij dan weer op de schaal terugleggen om tijdens de maaltijd te worden gegeten. Het grootste deel zou Jezus dan in de gereed liggende linnen doek moeten verstoppen en bewaren tot het eind van de maaltijd32. Daarvan zou Hij dan voor iedereen een stukje afbreken om op te eten als teken en zegel dat zij allen bij het volk van IsraĆ«l hoorden33. Na het verhaal over de uittocht en het noemen van de plagen, zou Jezus dan gaan zitten waarop iemand anders van het halve brood op de schaal een stukje afbreken, dat in de bittere saus dopen en Hem geven om op te eten. Pas dan mocht iedereen een stukje brood van de matzes afbreken, dat in de saus dopen en opeten.
Die avond deed Jezus dat echter heel anders. Want nadat Hij het middelste brood van de middelste schaal in tweeƫn gedeeld, pakte Hij weliswaar de linnen doek. Maar dat deed Hij niet om de halve matze daarin te verstoppen, maar om de discipelen te leren dat je elkaar in de kerk wel de voeten maar niet de oren moet wassen. En na het verhaal over de uittocht uit Egypte wachtte Jezus niet tot iemand voor Hem een stukje brood afbrak en aan Hem gaf, maar gaf Hij een stukje brood aan Judas. Alsof Judas de belangrijkste man aan tafel was en de Seder gaf! Toen Jezus naar het gebruik van de Seder aan het eind van de maaltijd het verstopte brood nam34, brak en uitdeelde35, sprak Hij daarover niet als symbool van de gemeenschap met het lichaam van Israƫl, maar als symbool van de gemeenschap met het lichaam van Hemzelf. Met de wijn die tijdens en na de Sedermaaltijd als symbool van vrede en vrijheid gedronken wordt, ging het niet veel anders. Omdat in de Tora vier verschillende uitdrukkingen gebruikt worden voor de bevrijding uit Egypte36 menen de Joden dat zij tijdens de Sedermaaltijd vier keer een beker wijn moeten drinken37. Of misschien wel vijf. Dat was niet helemaal duidelijk. Want vlak na de vier bevrijdingsuitdrukkingen spreekt de Tora over de belofte van God dat Hij de Israƫlieten naar het land zou brengen dat Hij aan Abraham, IsaƤk en Jakob beloofd had en dat Hij hun dat land zou geven. Het zou dus kunnen zijn dat die belofte ook als een bevrijdingsuitdrukking opgevat moest worden. In dat geval zouden zij naar hun uitleg van de Tora vijf bekers wijn moeten drinken. Maar als zij dat deden en de belofte toch niet als een bevrijdingsuitdrukking moest worden opgevat, zouden zij een beker teveel drinken. Dat zou ook in strijd met de Tora zijn. Daarom hadden zij bedacht, vindingrijk als de Joden zijn, om tijdens de Sedermaaltijd wel een vijfde beker wijn in te schenken maar die pas na de maaltijd op te drinken. Zo hoorde die vijfde beker toch bij de maaltijd en ook weer niet. Een perfecte noodoplossing, maar niet echt een oplossing van het probleem over de uitleg van de Tora. Daarom noemden de Joden die vijfde beker wijn 'de beker van Elia'38. Volgens de Joodse uitleg van de profetie van Maleachi zou de profeet Elia bij het aanbreken van het Messiaanse Rijk terugkomen om alle onopgeloste problemen van de Tora op te lossen. Die vijfde beker wijn had daarmee dus ook een onmiskenbaar Messiaanse betekenis. Juist die beker wijn, de vijfde beker van na de maaltijd, maakte Jezus tijdens Zijn laatste Sedermaaltijd op aarde het symbool van Zijn bloed en zegel van Gods nieuwe verbond met mensen. Hij maakte daarmee ook helemaal waar wat Hij aan het begin van Zijn optreden al had gezegd, namelijk dat Hij gekomen was om de wet en de profeten te vervullen. De profeet Elia hoefde niet meer te komen om de onduidelijkheden van de Tora te verklaren en uit te leggen wat de betekenis moest zijn van de vijfde beker van de Seder. Dat had Jezus al gedaan door het brood en de wijn van de Seder symbolen te maken van de gemeenschap met Zijn lichaam en bloed. Voor de discipelen was dat niet helemaal nieuw. Op de dag na het broodwonder in Galilea had Hij ook al gezegd dat mensen pas echt kunnen leven wanneer zij deel hebben aan Zijn lichaam en bloed. Toen hadden zij die woorden niet echt goed begrepen. Tijdens Jezus' laatste Sedermaaltijd trouwens ook niet. Voor hen betekende het samen eten van het brood van de Seder dat zij deel hadden aan het lichaam van Israƫl, bij het volk het Israƫl hoorden. Maar tijdens Jezus' laatste Seder waren zij -om met Paulus' woorden te spreken- nog niet zover dat zij bij de viering van het Avondmaal het lichaam wisten te onderscheiden. Daarom heeft Jezus dadelijk na de maaltijd met een beeld uit de wijnteelt aan hen nog eens heel duidelijk gemaakt wat de gemeenschap met Hem betekent. Namelijk net zo ƩƩn met Hem te zijn als een wijnrank is met de wijnstok. Dat beeld geldt nog altijd, ook voor ons. Want ook wij hebben bij de viering van het Heilig Avondmaal39 soms ook wel eens de neiging 'het lichaam niet' goed 'te onderscheiden'40.
Na de maaltijd zijn Jezus en de discipelen naar de Olijfberg gegaan om daar bij de olijfpers in de olijfboomgaard41 de nacht door te brengen. De weg daarheen voerde hen door de wijngaarden in het Kidrondal. Geen gemakkelijke tocht in het duister van de nacht. Zeker niet in de tijd dat de wijnstokken in bloei stonden. De discipelen hadden dan ook al hun aandacht nodig de wijnstokken te ontwijken en te voorkomen dat zij de tere bloesems zouden beschadigen42. Juist op dat moment zei Jezus43 ineens dat Hij de ware wijnstok is en Zijn Vader de Wijnbouwer. Wie Hij met zijn Vader bedoelde was hun nu zonder verdere uitleg volstrekt duidelijk. Wat een wijngaardenier met een wijnstok doet wisten zij ook maar al te goed. Ook in geestelijk opzicht, daarover had de profeet Jesaja al eens verteld. Zij wisten dus dat een wijngaardenier oude ranken wegsnoeit en jonge loten inkort om zoveel mogelijk vruchtvorming te krijgen. Ook wisten zij dat weggesnoeide ranken buiten de wijngaard gegooid werden om te verdorren en vervolgens te worden verbrand. Hout van een wijnstok is namelijk nergens voor te gebruiken. Zelfs niet om er haken van te maken voor een pannenrek of als brandstof in de oven. Dat gold ook in geestelijk opzicht voor mensen. Dat had de profeet met zijn woorden over de wijngaardenier maar al te duidelijk gemaakt. Maar met het beeld van de wijnstok wilde Jezus toch nog iets anders zeggen. Jesaja sprak van een wijnstok aan wier ranken alleen maar zure en wrange druiven groeiden, ondanks de intensieve zorg en aandacht van de wijngaardenier.
Jezus sprak echter over een andere wijnstok. Over de wijnstok waaraan mensen verbonden moeten zijn om eeuwig te kunnen leven. Over Hemzelf dus en over allen die bij Hem horen. Wat dat betekent mocht Johannes later op Patmos zien in een prachtig visioen44. Nadat de zevende engel op de bazuin geblazen had en de stemmen in de hemel hadden laten weten dat Satan alle macht op aarde verloren had, hoorde Johannes dat mensen die in vertrouwen op Jezus sterven zullen leven voor eeuwig en altijd. In twee daarop volgende beelden zag hij waarom en hoe. Eerst zag hij hoe Jezus de oogst van de aarde binnenhaalde. Maar nog voordat hij zag hoe Jezus het kaf van het koren zou scheiden, zag Johannes het tweede beeld. Het beeld van de druivenoogst. Of beter gezegd het beeld van de oogst van de wijnranken en de wijnstok. Want dat was letterlijk wat Johannes zag en opschreef45. Daarbij zag hij iets heel merkwaardigs. De geoogste ranken en wijnstok werden in de perskuip geworpen. Dat is niet bepaald de plaats om afgesnoeide wijnranken neer te gooien. Die worden doorgaans buiten de wijngaard gegooid om daar te verdorren en nadien te worden verbrand. Toch was de perskuip de enig goede plaats waar de wijnstok en bijbehorende wijnranken neergeworpen konden worden. Dat zag Johannes in een paar opmerkelijke details. De engel die de opdracht gaf de wijnoogst binnen te halen kwam namelijk uit het altaar en had de macht over het vuur. Uit het altaar waarop in het oude verbond het bloed vloeide om verzoening te doen over de zonden van mensen. Verder zag Johannes dat de perskuip buiten de stad lag. Merkwaardig dat hij dat vertelt. Een wijnpers ligt immers doorgaans vlakbij de wijngaard en dus altijd buiten de stad! En toch schreef hij speciaal op dat de perskuip buiten de stad lag. Dan moet dat toch om de Ć©Ć©n of andere reden belangrijk zijn. Dat is het ook. Zegt Paulus niet dat Jezus buiten de stad een vreselijke dood gestorven is om door Zijn bloed de gelovigen af te zonderen voor God en hun zonden weg te doen? Dat was precies wat Johannes vervolgens zag. Uit de perskuip stroomde een enorme stroom bloed! Bloed van de wijnstok die in de perskuip van Gods woede boosheid geworpen wordt. Bloed van de ware wijnstok Jezus die verzoening deed voor ieder bij Hem hoort. Zo had Jezus dat toch gezegd tijdens Zijn laatste Sedermaaltijd aan de vooravond van Zijn lijden en dood46.
1 De Egyptische gidsen vertellen dat volgens de Egyptische overlevering Osiris, de god van de vegetatie en doden die als 'mens' geboren werd, de eerste mens was die op aarde druiven verbouwde om daaruit wijn te maken. Dat zou betekenen dat de oorsprong van de wijnteelt in Egypte zou liggen.
2 Een Joodse boer die pas een wijngaard geplant had was daarom ook vrijgesteld van militaire dienst. (Deuteronomium 20,5)
3 De Joden zijn niet gewend om vĆ³Ć³r de ochtenddienst in de synagoge te eten. Zij drinken hoogstens wat water of vruchtensap.
4 De Joden zijn gewend op de sabbat twee bekers wijn te drinken. EĆ©n tijdens de sabbatsmaaltijd op vrijdagavond (na de dienst in de synagoge) en Ć©Ć©n tijdens de sabbatsmaaltijd op zaterdagmiddag (ook na de dienst in de synagoge).
5 De verplichting om bij de Seder 4 bekers wijn te drinken ging zelfs zo ver dat in het geval men te arm was om (zoveel) te kopen, wijn mocht kopen op kosten van de armenzorg (Misjna Pessachim 10,1)
6 De evangelist Johannes dateert het wijn wonder in Kana door aansluitend daarop te vertellen dat het zeer binnenkort Pasen zou zijn (Johannes 2,13a)
7 Dat Jezus onderweg was naar Jeruzalem nemen we aan uit her verhaal van de evangelist MatteĆ¼s die aansluitend aan het verhaal over de rijke jongeling vertelt over JezusĀ“ reis naar Jeruzalem. (MatteĆ¼s 20)
8 In de wet van Mozes stond dat armen en bedelaars altijd zullen voorkomen in IsraĆ«l (Deuteronomium 15). In de tijd van Jezus kwamen zij dus ook voor. BartimeĆ¼s was bijvoorbeeld een blinde bedelaar (Marcus 10,47) net zoals de blindgeboren man die zijn ogen moest wassen in de vijver van Siloam (Johannes 9,8). En bij de Mooie Poort zat in die tijd een verlamde man te bedelen (Handelingen 3,2).
9 Normaal gesproken werden de offerdieren voor de tempeldienst buiten het tempelcomplex vlakbij de Schaapspoort te koop aangeboden. Maar vier dagen voor Pasen, wanneer iedereen een paaslam kopen moest (Exodus 12,3) en de herders uit de omgeving van Efratha massaal met hun eenjarige lammeren naar Jeruzalem kwamen om deze als paaslam aan te bieden, was de ruimte bij de Schaapspoort daarvoor veel te klein en week men uit naar het tempelplein om daar de lammeren te kopen en verkopen. De evangelisten wijzen daarop ook door hun verhalen over de ontruimingen heel bewust voor het Paasfeest te dateren.
10 In de tijd betekende dat eigenlijk dat Johannes een heel normale Esseen was, die de doop als een soort reinigingsceremonie kende. (zie ook het begin van hoofdstuk 3 Jezus volgen)
11 Volgens het Biblical Resources Study Centre in Jeruzalem heeft men in Galilea bij opgravingen dergelijke munten gevonden met daarop het jaartal 24 AD en de tekst 'goddelijk Verhevene' waarmee de keizer Augustus bedoeld wordt.
12 In het spraakgebruik wordt de laatste Paasmaaltijd van Jezus vaak het Laatste Avondmaal genoemd. Maar dat is niet correct; het was juist het Ć©Ć©rste Avondmaal
13 Seder is het Hebreeuwse woord voor 'orde'. Sedermaaltijd betekent eigenlijk Maaltijd van de vaste orde. Zoiets als een menukaart dus, waar ook de bijbehorende rituelen vermeld staan.
14 Het evangelie van Marcus wekt de suggestie Jezus Zijn laatste Sedermaaltijd op dezelfde dag hield als het Paasoffer in de tempel (Marcus 14,12). Algemeen neemt men echter dat Jezusā laatste Sedermaaltijd op de dag voorafgaand aan het paasoffer in de tempel. Zoals blijkt uit het evangelie van Johannes waarin wordt verhaald dat de FarizeeĆ«rs het paleis van Pilatus niet binnen wilden gaan omdat zij zich daarmee verontreinigen zouden en buiten sluiten van het Paasoffer. (Johannes 18,28).
15 Nadat de tempel in 70 na Chr. door de Romeinen verwoest werd, is nooit meer de paasoffermaaltijd nooit meer gehouden. In de Joodse beleving heeft toen de Sedermaaltijd thuis in belangrijke mate de religieuze betekenis overgenomen. Vandaar ook dat in onze tijd de Sedermaaltijd voor de Joden nog altijd de belangrijkste maaltijd is en met grote feestelijkheid en ceremonie gevierd wordt.
16 Volgens de regels die Mozes voor het Paasfeest aan de IsraĆ«lieten gaf, moest op de eerste dag van het Paasfeest al het gist en alle brood met gist gebakken uit het huis verwijderd worden (Exodus 12,15b). Volgens het evangelie van MatteĆ¼s werd op die dag de Paasmaaltijd gehouden (MatteĆ¼s 26,17). En toch was die dag niet echt de eerste dag van het feest. Want op de eerste dag mocht niet gewerkt worden, dus ook het huis niet worden schoongemaakt. (Exodus 12,16a)
17 Rabbi S.R.Hirsch noemt de uittocht uit Egypte in zijn boek Horeb (uitgave van The Sonciono Press in London/Jerusalem/New York, 1991) āde geboorte van IsraĆ«ls lichaamā. Het samen eten van het brood tijdens de Seder betekende voor de Joden dat zij gemeenschap hadden met het lichaam van IsraĆ«l. In woorden van onze tijd en cultuur betekende was het samen eten van een enkel brood voor de Joden teken en zegel dat zij bij het volk van IsraĆ«l hoorden.
18 Het (Joodse) lentefeest heeft zijn oorsprong in de traditie van de SoemeriĆ«rs die ongeveer 1000 jaar voor Abraham in het Midden- Oosten in het latere MesopotamiĆ« leefden. Iedere koning (lees: burgermeester, want de bestuurder van een stad werd koning genoemd) van SoemeriĆ« ātrouwdeā in het begin van de lente ceremonieel en ritueel met een priesteres van de tempel die aan de vruchtbaarheidsgodin Inanna was gewijd en bevruchtte haar, feitelijk of ceremonieel. Als de goden de mensen goed gezind waren, zouden daarna de voorjaarsregens komen en de rivieren het land vruchtbaar maken.
19 In sommige vertalingen wordt de maand van de uittocht Abib genoemd. Abib betekent gerst. Gerst werd doorgaans in de lente, de eerste maand geoogst..
20 Het Pesach-feest dankt zijn naam aan een rondhuppelend lam. Pesach komt namelijk van het Hebreeuwse werkwoord āpassachā dat ārondhuppelenā of āspringenā betekent. In de Bijbel vinden we het woord terug in het woord āpossechim' dat de profeet Elia gebruikt wanneer hij tegen het volk IsraĆ«l zegt dat het niet mogelijk is op twee gedachten te hinken en zowel de HERE God als BaƤl te dienen. (1 Koningen 18,21)
21 In Leviticus 23 wordt voor het Pascha en het Feest van de Ongezuurde broden een heel precieze datum genoemd. Ook voor het Oogstfeest, namelijk de dag na de sabbat. In de Bijbel krijgt dat tijdstip later niet zoveel aandacht meer, zodat het haast verscholen lijkt in het Feest van de Ongezuurde Broden. Toch is het tijdstip van het oogstfeest van uitzonderlijk belang. De dag na de sabbat van het feest van de Ongezuurde Broden, het Pesachfeest. De dag dus waarop Jezus opstand uit de dood!
22 In de Bijbel wordt niet verteld of de Israƫlieten tijdens hun reis door de woestijn het Paasfeest hebben gevierd. Vrij zeker hebben zij dat niet gedaan. Het Oogstfeest werd namelijk ook niet gevierd. Want zij kregen iedere dag het manna. Pas toen zij KanaƤn binnentrokken werd het Oogstfeest gevierd toen het manna stopte en zij voor het eerst aten van de opbrengst van het land. (Jozua 5,11-12)
23 Joodse jongens doen op hun twaalfde Bar-Mitswa. Dan zijn zij (letterlijk vertaald) zoon van de wet en worden geacht zelfstandig te kunnen beslissen over wat de Thora van hen vraagt en zijn daar zelf verantwoordelijk voor. Dat houdt in dat zij vanaf hun twaalfde ook de pelgrimsfeesten in Jeruzalem moeten bijwonen.
24 In navolging van de vertaling van het NBG (bijv. Lucas 7,36 ; Lucas 11,37 en Lucas 22,14-15) wordt verondersteld dat de Joden gewend waren āaan te liggenā aan een maaltijd. Hoe juist die vertaling en gedachte zijn is niet belangrijk. Zeker is wel dat de Joden tijdens de Paasmaaltijd een ongemakkelijke houding aannemen en de gerechten steunend op de linkerarm nuttigen. Het herinnert hen aan de moeilijke tijd die zij in Egypte hadden.
25 De grauwbruine moes werd gemaakt van wijn, vijgen, noten, dadels, appels, gember, granaatappelen en kaneel.
26 In de Bijbel wordt alleen maar verteld dat de Israƫlieten ingezet werden bij de bouw van de voorraadsteden Pithom en RaƤmses
27 In tegenstelling tot de drie andere evangelisten vertelt Johannes heel veel over wat Jezus zei tijdens Zijn laatste Sedermaaltijd, maar vertelt hij niets over de instelling van het Avondmaal. Terwijl Johannes juist de evangelist is die zo beklemtoont dat een mens gemeenschap moet hebben met het bloed en lichaam van Christus om het Koninkrijk van God te kunnen binnengaan (Johannes 6).
28 De saus wordt door de evangelisten alleen maar genoemd om Judas als Jezusā verrader aan te wijzen. (Johannes 13,26).
29 Eucharistie betekent letterlijk dankzegging. Eucharistie vieren is dus God danken dat Jezus Zijn lichaam en bloed gaf om mensen eeuwig leven te geven. Dat was precies de betekenis die Jezus aan brood en wijn gaf (MatteĆ¼s 26,26-28). Wat dat betreft is het jammer dat het woord eucharistie in de reformatorische kerken een beladen betekenis gekregen heeft en niet of nauwelijks meer gebruikt wordt.
30 Een gezin heeft meestal maar Ć©Ć©n schaal met (drie) ongezuurde broden op tafel staan. Omdat drie matzes voor dertien volwassen mannen (en misschien wel vrouwen zie vorige voetnoot) wel erg weinig is, zullen wel meer schalen ongezuurde broden op tafel hebben gestaan.
31 Hoewel de evangelisten alleen maar vertellen dat de discipelen (of apostelen) de Seder (of paasmaaltijd) aan de vooravond van Pasen met Jezus vierden (Lucas 22,14), zullen ook de vrouwen die met Jezus volgden (MatteĆ¼s 27,55) ergens de Seder hebben gevierd. De Seder en paasmaaltijd is en was voor de Joden een feest dat helemaal in de huiselijke kring gevierd werd. Want zo moest ook de eerste paasmaaltijd gevierd worden (Exodus 12,3). Waar de vrouwen de paasmaaltijd hebben gevierd vertelt de Bijbel niet. Misschien in een ander zaaltje, misschien ook wel in dezelfde zaal waar Jezus en de discipelen de Seder vierden.
32 Als kinderen de Seder meevieren wordt het brood in de doek ergens in de kamer verstopt. Zij mogen dit dan tegen het einde van de maaltijd opzoeken en geven aan de man die de Seder geeft. Hij loopt dan met het brood in de doek over de schouder door de kamer en verdeelt het daarna.
33 Het samen eten van een enkel brood (vooral tijdens de Seder) betekent voor de Joden dat zij bij het volk van Israƫl hoorden. Algemeen wordt aangenomen dat met het samen breken en eten van brood in de eerste christelijke gemeenten de viering van het Avondmaal wordt bedoeld. Zie bijvoorbeeld de vertaling van Het Boek in Handelingen 2,42 en 20,7. Of de Joden in de eerste Christelijke gemeenten wel voldoende afstand namen van de oude betekenis van het samen breken en eten van het brood is de vraag. Om met Paulus te spreken zou het kunnen zijn dat juist zij het lichaam niet goed wisten te onderscheiden.
34 Waar Jezus de halve matze verstopt had vertelt de Bijbel niet. Waarschijnlijk niet in de linnen doek waarmee Hij de voeten van de discipelen haf afgedroogd. Misschien heeft Hij een andere linnen doek gebruikt. Of gewoon ergens in de kamer verstopt zoals gedaan wordt wanneer kinderen aan de maaltijd deelnemen.
35 Naar Joods gebruik zal Jezus zowel aan het begin van de maaltijd als halverwege matzes hebben gebroken. De verborgen matze zal Jezus ook naar het Joods gebruik pas zowat tegen het einde van de maaltijd hebben gebroken en uitgedeeld. Deze gebroken matze heeft Jezus de betekenis van zijn gebroken lichaam gegeven. Na de maaltijd heeft Hij ook de wijn een andere betekenis gegeven, namelijk die van zijn vergoten bloed.
36 In het Hebreeuws zijn die 4 uitdrukkingen 'Ik zal u uitvoeren' en 'Ik zal u bevrijden' en 'Ik zal u redden' en 'Ik zal u nemen als volkā scherper herkenbaar dan in de meeste vertalingen die ons ter beschikking staan (Exodus 6,5-6).
37 De vier bekers wijn (van ongeveer 125 ml) moesten tot tenminste de helft worden leeg gedronken. In het begin van dit hoofdstuk werd al opgemerkt dat als je geen geld had om zoveel wijn te kopen, je wijn op rekening van de kerk mocht kopen.
38 Een onopgelost probleem heet in het Aramees ātekoeā. In de loop van de tijd werd dit door de Joden opgevat als de afkorting voor āde man uit Tisbeā, dat is Elia. (1 Koningen 17,1).
39 In de reformatorische kerken wordt nogal eens gesproken over het Heilig Avondmaal. Daarmee is niets mis zolang men in de viering en beleving van het Heilig Avondmaal als sacrament en ondersteuning viert. Maar als het avondmaal zo heilig wordt dat het haast belangrijker wordt in de beleving dan de bediening van het woord, is er iets goed mis. Anders gezegd: je kunt niet elke week onder de bediening van het Woord van God zitten (zeg maar deelnemen aan de genadeverkondiging) en haast onoverkomelijke moeite hebben aan het Avondmaal deel te nemen..
40 De Bijbel leert ons in 1 Korintiƫrs 10,17 dat het samen vieren van het Heilig Avondmaal ook een symbool is van de eenheid in Christus. Maar het zou niet goed zijn wanneer wij aan die gemeenschappelijke viering zo'n grote waarde toekennen dat we menen dat we daarom het Avondmaal alleen maar aan ƩƩn tafel kunnen vieren. Om daarmee tot uitdrukking te brengen dat we het avondmaal samen vieren. Nog niet zo heel erg lang geleden was de viering van het avondmaal bij mensen thuis niet gebruikelijk in reformatorsche kring. Gelukkig is dat in onze tijd veranderd en vindt de viering ook bij mensen thuis. Terecht want het gaat niet allereerst om de gemeenschap met elkaar. Maar om de gemeenschap met het lichaam van Christus en niet om de gemeenschap met (het lichaam van) de kerk. Ook hierin moet 'het lichaam onderscheiden worden'.
41 In veel vertalingen wordt gesproken over 'de hof van GethsƩmanƩ' of 'de tuin van GethsƩmanƩ'. Het woord dat met 'hof' of 'tuin' vertaald is, heeft in de grondtekst echter meer de betekenis van een gecultiveerd stuk grond dan van een tuin. We zullen dus aan een aangelegde boomgaard moeten denken. En de naam 'GethsƩmanƩ' is het Aramese woord voor 'olijfpers'.
42 Beschadiging van de bloesem zou funest zijn voor de wijnplanten en goede vruchtzetting. Wijnboeren lieten daarom vaak jong volwassen meisjes de wijngaard bewaken om te voorkomen dat dieren de bloesem zouden beschadigen. (vgl. Hooglied 2,15)
43 Wanneer wij de volgorde van het verhaal van de evangelist Johannes volgen, heeft Jezus de gelijkenis van de wijnstok verteld nadat Hij het zaaltje, waarin Hij Zijn laatste Sedermaaltijd gevierd had, had verlaten (Johannes 14,31) of zou verlaten (Johannes 18,1). Er zijn ook bijbelverklaarders die menen dat Jezus de gelijkenis een paar dagen (of misschien wel weken) eerder, heeft verteld.
44 De gebruikelijke uitleg van de oogsten in Openbaring 14 laat geen ruimte om in de wijnoogst de bevestiging van Jezus' woorden onderweg naar Gethsemane te zien. De gebruikelijke uitleg is namelijk dat met de graanoogst de oogst van de gelovigen bedoeld wordt en met de druivenoogst de oogst van de ongelovigen. Vrijwel alle bijbeluitleggers zien in de druivenoogst de oogst van de goddelozen omdat de profeten Joƫl en Jesaja (Joel 3,12-13 en Jesaja 63,3-4).in hun profetie over de verdelging van de vijanden van Gods volk, het beeld gebruiken van de perskuip waarin de druiven geperst worden. In die lijn spreekt ook de apostel Johannes als hij spreekt over de perskuip van Gods toorn (Openbaring 19,15).
45 In de Statenvertaling wordt het woord dat in moderne vertalingen met 'druiven' is vertaald als 'druiftakken' weergegeven en in de eigen vertaling van de Korte Verklaring wordt daarvoor de omschrijving 'de wijnstok der aarde' gebruikt.
46 In het apocriefe evangelie van Thomas wordt verteld dat Jozef van Arimathea de dag nadat hij het lichaam van Jezus begraven werd, gearresteerd werd. En dat die dag de Voorbereiding was. Jozef zou tijdens zijn verhoor letterlijk gezegd hebben: 'Op de dag van de Voorbereiding, ongeveer op het tiende uur, sloot u mij op en ik bleef daar de hele sabbat.'
In onze tijd zijn er meer en meer Christenen die in navolging van dit evangelie van mening zijn dat Jezus niet op een vrijdag is gestorven en begraven, maar op een donderdag. Jezus had, zo voeren zij als argument aan, immers gezegd dat Hij, als bewijs dat Hij de Christus is, drie dagen en drie nachten in het hart van de aarde zou zijn. (MatteĆ¼s 12,38-39). En dat moet heel letterlijk genomen worden. Dat kan ook wanneer Hij op donderdag gestorven en begraven zou zijn. De sabbat die op Zijn sterfdag volgde was namelijk niet de wekelijkse sabbat, maar de sabbat van het Feest van de Ongezuurde Broden (Leviticus 23,6-7).