2 Bekering in de kerk?
Wie heeft nog nooit de weldaad ervaren van de koesterende zomerzon of de serene rust van vers gevallen sneeuw. Wie heeft nooit het schallend vogellied gehoord wanneer de natuur in het voorjaar weer ontwaakt. Of het ritselend gefluister van bont gekleurde bladeren in de herfst wanneer zij zich weer opmaakt voor haar winterslaap? Het zijn maar een paar van de ontelbaar vele voorbeelden die iedereen kan zien en horen, die bewijzen dat God de Schepper is van al wat is en leeft. En wat te denken van de miljarden sterren in ontelbare melkwegstelsels die met duizelingwekkende snelheden voortrazen in de ruimte en toch ieder een eigen baan en loop hebben. Of van de miljarden moleculen in een druppel water die in een ogenschijnlijke wanorde miljoenen keren per seconde op elkaar botsen en toch in perfect orde hun plaats weten te vinden. Het zijn maar een paar voorbeelden van onze tijd die bewijzen dat God bestaat en Heer is van Zijn schepping.
Toch zijn er in onze tijd meer mensen dan ooit die niet in God geloven of Zijn bestaan ontkennen. Het lijkt wel alsof mensen naar de mate dat zij geheimen van de schepping ontsluieren, het zicht op in God kwijt raken. Mensen van onze tijd geloven liever in de oerknal en het toeval, dan in God, de Schepper van de hemel en de aarde1. Onderzoek van de ruimte heeft inmiddels toch heel duidelijk aangetoond dat God niet bestaat of zelfs ooit heeft bestaan. Niemand heeft God gezien of iets waargenomen dat op Zijn bestaan duidde. Astronauten hebben Hem niet ontmoet, hoe lang zij ook in de ruimte waren. Radiotelescopen hebben nog nooit een signaal van Hem opgevangen, hoe ver zij de ruimte ook buiten ons melkwegstelsel verkenden. Als er dan al ergens in of buiten het onvoorstelbaar grote en met duizelingwekkende snelheid steeds groter wordend heelal2een God zou zijn, dan is Hij voor mensen volstrekt onbereikbaar. Want wie kan de miljoenen lichtjaren tot over de grenzen van ons melkwegstelsel ooit overbruggen?3 Daar is zelfs de eeuwigheid te kort voor.
Maar dat is gesproken in mensentaal en gemeten in mensenmaat4. De Bijbel spreekt andere taal. Namelijk dat gemeten in Gods maat duizend jaren nauwelijks een seconde duren en dat Gods wereld voor mensen weliswaar onbereikbaar is, maar toch heel dichtbij. Net zo onbereikbaar en toch dichtbij als de grotemensenwereld is voor een ongeboren kind. Slechts een buikwand scheidt het van de mensenwereld. Toch kan het daarin niet binnengaan, tenzij het geboren wordt. Zo kunnen mensen Gods wereld niet binnengaan, tenzij zij opnieuw geboren worden. Wedergeboren worden of tot geloof komen zoals de Bijbel dat noemt5. Dat zien mensen met hun microscopen en telescopen en in eigen wijsheid over het hoofd.
Dat geen mens God heeft gezien is wel juist. Dat zegt de Bijbel ook. Geen mens kan God namelijk zien zoals Hij is. Want wanneer God Zich aan mensen zou willen laten zien, zou Hij een vorm of gedaante moeten aannemen die mensen kunnen begrijpen. Mensen zouden dan denken dat die vorm of gedaante God is. Dat zou onvoorstelbaar tekort doen aan Wie en Wat God werkelijk is6. Daarom verbergt God Zich vaak in een wolk of in rook wanneer Hij mensen ook zichtbaar wil laten weten dat Hij bij hen is. Dat deed Hij bijvoorbeeld toen Hij hen door de woestijn naar Kanaän leidde en op de Sinaï Zijn woorden gaf. Toen Hij bij Zijn volk ging wonen vulde een wolk de tabernakel en later de tempel. Ook wanneer God rechtstreeks met mensen sprak, deed Hij dat soms ook uit een wolk. Bijvoorbeeld toen Hij aan Petrus Jakobus en Johannes zei dat Jezus zijn Zoon is. Zelfs Mozes, de man door wie God met mensen sprak en die meer dan enig mens van God heeft gezien, mocht God niet zien. Alleen maar dat wat van God bleef nadat Hij aan hem was voorbijgegaan. De grote profeet Elia mocht zelfs dat niet zien. Toen hij zou kunnen zien van dat van God bleef nadat Hij aan hem was voorbij gegaan, moest hij zijn gezicht bedekken.
Er is maar één Mens die God wel heeft gezien, Jezus! In Hem kunnen mensen God zien. Daarvoor hoeven zij zich alleen maar naar Hem toe te keren. Zich te bekeren, ook al zitten zij in de kerk. Want als er één plaats is waar de hoogmoed op de loer ligt of het gevaar van schijnheiligheid dreigt dan is dat vooraan in de kerk. Hoe vreemd het ook klinkt, juist in de kerk is het vaak zo moeilijk jezelf aan de kant te zetten om ruimte te maken voor Christus en Gods eer. Daarom stuurde God in het oude verbond profeten naar de kerk van toen zond met de oproep tot bekering. Jona was de enige die naar de heidenen moest gaan. Dat was voor hem zo vreemd en hij was het daarmee zo oneens dat hij weigerde te gaan. God had immers alleen de Israëlieten uitgekozen om Zijn volk te zijn. Zo moest dat blijven ook! Misschien had Jona achteraf bezien wel een beetje gelijk. Want na hem ging de oproep tot bekering en de boodschap van heil opnieuw alleen maar uit naar het volk Israël. Tot in de tijd van Jezus.
Johannes de Doper preekte bijvoorbeeld alleen in Judea of het Jordaandal. De discipelen mochten aanvankelijk alleen maar aan hun volksgenoten gaan. Zelfs Jezus bracht Zijn boodschap van heil vrijwel uitsluitend aan zijn eigen volksgenoten; slechts bij uitzondering ging Hij naar de Samaritanen. Pas na Zijn dood en opstanding werd de kerk wereldwijd en mocht de boodschap van heil niet meer beperkt blijven tot het volk van Israël, maar moest zij ook naar de niet-Joden uitgaan. In het begin hadden de discipelen het daarmee haast even moeilijk als Jona indertijd. Ook zij hadden nooit anders gehoord en geleerd dat God alleen het Joodse volk had uitgekozen om Zijn volk te zijn. En het valt niet mee om afstand te doen van wat je als kind geleerd hebt en als volwassene bevestigd kreeg. Dat valt niet mee, daarvoor heb je heel krachtige argumenten nodig. Zelfs dan lukt het vaak niet. De Heilige Geest heeft de discipelen (later apostelen) daarom op haast schokkende manier duidelijk gemaakt dat de oproep tot bekering en het heil in Christus ook niet-Joden geldt.
Zo kreeg de evangelist Filippus7 van een engel de opdracht de Ethiopische minister van financiën te dopen. Nota bene een gecastreerde man voor wie onder het oude verbond de tempel verboden terrein en de toegang tot God gesloten was! Maar juist door hem te dopen werd het Filippus en de kerk na hem duidelijk, dat Jezus Christus voor iedereen -zelfs voor een gecastreerde heiden- de weg naar God weer vrij gemaakt had! Petrus die aanvankelijk de oproep tot bekering en de boodschap van het heil alleen maar naar de Joden bracht, kreeg opdracht uit de hemel om onreine dieren gaan eten om hem te leren dat de HERE God na Jezus’ opstanding geen onderscheid meer maakt tussen Joden en niet-Joden8. Pas toen had hij vrijmoedigheid om naar de Italiaanse legerofficier in Caesarea te gaan om hem te dopen. Merkwaardig genoeg kreeg hij die opdracht uitgerekend in Joppe, de stad waar Jona eeuwen eerder óók zoveel moeite had gehad met de opdracht naar de niet-Joden te gaan!
Oppervlakkig bezien was het eigenlijk vreemd dat in de tijd van Jezus de oproep tot bekering zo nadrukkelijk klonk. Want het ging toch goed in de kerk! Op de sabbat gingen de mensen trouw naar de synagogen9 en hielden zich perfect aan de arbeidsverboden. En de grote Joodse oogstfeesten werden zonder uitzondering uitbundig en massaal in Jeruzalem gevierd. Toch zat het in die tijd goed fout in de kerk. De mensen dachten verkeerd10. Namelijk aan zichzelf. Daarmee hadden zij mensgerichtheid en egoïsme11 een plaats in de kerk en het geloof gegeven. Dat de mensen zich zo nauwkeurig –om niet te zeggen akelig precies- aan Gods wet hielden was niet uit liefde tot God of bedoeld om op hun naaste gericht te zijn, maar om een plaatsje in de hemel te verdienen. Hun goede werken deden zij niet uit barmhartigheid, maar om op te vallen bij de mensen. De Bijbel geeft daarvan een triest voorbeeld. Op een dag kwam een rijke jongeling bij Jezus met de vraag wat hij moest doen om het eeuwige leven te krijgen. Aan Gods geboden had hij zich altijd en perfect gehouden, dus dat zat wel goed. Dacht hij. Maar toen Jezus hem vroeg zijn bezit aan anderen te geven en zichzelf aan Hem, was dat teveel gevraagd.
Voor veel mensen is het vaak teveel gevraagd Jezus te volgen. Of het Koninkrijk van God de eerste plaats in hun leven te geven en in liefde tot hun naaste te leven. Toch is dat het enige dat God van mensen vraagt. Om Hem en zijn medemens lief te hebben als zichzelf. Beiden. Want wanneer een mens God niet buiten zijn hulpprogramma’s houdt, draait het vroeg of laat toch weer om zichzelf. Zelfs in de kerk. Je kunt niet zeggen dat je op God gericht bent en tegelijkertijd je naaste links laat liggen of de nood van de wereld buiten de kerkmuren houdt! Daar lag nu precies de fout van veel Joden in de tijd van Jezus12. Met heel hun wetnauwkeurig leven waren zij toch de verkeerde weg op gegaan. De weg van eigen eer en zonder liefde. Een doodlopende weg. Daarom is Jezus naar de aarde gekomen om mensen een andere weg te wijzen. De weg van de liefde. De weg die Hijzelf ging en was.
De vier evangelisten vertellen ons daarover en van Hem. Ieder vanuit zijn eigen achtergrond en perspectief. Matteüs, de voormalige tollenaar, als de discipel van Jezus. Marcus als de leerling en (geestelijke) zoon van Petrus. Lucas als de arts die Paulus vaak op zijn reizen begeleidde. En Johannes als de speciale vriend van Jezus. Allemaal verschillende verhalen en toch hetzelfde. Want allen spraken en schreven zoals Gods Geest wilde dat zij vertellen zouden. Dat is heel wat anders dan sommige moderne theologen willen doen geloven als zij zeggen dat de evangeliën zijn ontstaan uit de interne conflicten van de vroegchristelijke kerk en dat de schrijvers van de evangeliën Jezus nooit in levend lijve hebben gezien13. Maar Johannes heeft Jezus op aarde wel degelijk gezien. Wel drie keer. In Galilea en Judea toen hij Hem als Zijn discipel volgde. Na Zijn dood en opstanding aan het meer van Tiberias. Voor het laatst op Patmos als de Overwinnaar van de dood. Misschien is voor veel mensen juist daarom het evangelie van Johannes zo dierbaar14.
1Gelukkig zijn er ook mensen die juist door het zien van de schepping tot andere gedachten komen. Eugene Cernan, de laatste mens die op de maan was, vertelt in zijn boek ‘The last Man on the Moon’, dat toen hij in de ruimte was, wel erkennen moèst dat er een opperwezen is. De zon, de maan en de aarde zijn zo prachtig en de plaats die zij in de duistere leegte te volmaakt en mooi om bij toeval te zijn ontstaan. Bill Clinton, voormalig president van de Verenigde Staten, plaatste het werk van het Human Genome Project in het juiste perspectief toen bekend gemaakt werd dat geleerden in het voorjaar van 2000 97% van het menselijke DNA in kaart hadden gebracht. Hij zei: "Wij leren nu de taal waarin God het leven heeft geschapen. En we krijgen steeds meer bewondering voor de complexiteit, de schoonheid en het wonder van Gods heiligste gift."
2 Wetenschappers die het heelal en de sterren bestuderen menen dat het heelal zich met de snelheid van het licht uitbreidt, dus dat de grenzen van het heelal iedere seconde 300.000 kilometer verder bij ons vandaan komen te liggen.
3 In het sterrenbeeld de Grote Beer is met een kleine telescoop (bij helder weer soms zelfs met het blote oog) een ‘ster’ te zien. Met grote telescopen bezien blikt het een melkwegstelsel te zijn (melkwegstelsel M81) wat 12 miljoen lichtjaren van de aarde verwijderd is. Een onvoorstelbare afstand. Geen mens kan zich voorstellen hoe ver dat is. Een vrachtwagenchauffeur die iedere dag dat hij werkt 750 kilometer aflegt (als gemiddelde ongeveer het meest haalbare) komt in een arbeidsleven van 30 jaar nog maar 15 lichtseconden ver. Of iemand die dagelijks op en neer vliegt naar Sao Paulo (is ongeveer het maximum dat een mens in het vliegtuig kan afleggen wanneer hij daarin 30 jaar lang 7 dagen van de week blijft vliegen zonder uit te stappen en de benen te strekken, komt niet verder dan iets meer dan 11 lichtminuten.
4 Soms spreken mensen wel eens over de eeuwigheid als over een heel lange periode waaraan geen einde komt. Bijvoorbeeld wanneer zij het leven op aarde vergelijken met de eeuwigheid en zeggen ‘ons leven is een druppeltje water vergeleken met de oceanen van eeuwigheid die komen zullen’. Eeuwigheid is echter niet in tijd uit te drukken en tijd bestaat niet in de eeuwigheid. De eeuwigheid is volmaakt en leven in eeuwigheid is volmaakt leven, waarin geen ruimte is voor 'meer', 'beter' of 'morgen'. In de eeuwigheid is ook geen herinnering aan 'wat was' of aan 'gisteren', want dan zou dat nu is vergeleken (en gemeten!) kunnen worden met dat wat gisteren was.
5 In 1 Johannes 5,1 staat dat letterlijk: Iedereen die gelooft dat Jezus de Christus is, uit God geboren is.
6 De Joden drukken dit heel kernachtig als volgt uit. 'De God die mensen kunnen begrijpen is zeker God niet. Iemand die zich volgens eigen gedachten een God uitdenkt, doet hetzelfde als de heidenen deden; hij bouwt zichzelf een afgod van zijn eigen gedachten.' Vanuit dit perspectief is er ook wel wat voor te zeggen de naam van God, JHWH, onvertaald op te nemen in de NBV (Nieuwe Bijbel Vertaling van 2004). Welke vertaling men ook kiest, zo zeiden de vertalers en meelezers, het zou een compromis zijn en bepaald door de gevoelswaarde die mensen aan die vertaalde naam geven. Zo vond de ene de vertaling 'HEER' absoluut onaanvaardbaar, terwijl een ander daarin juist een veel betere vertaling ziet. Aan de andere kant biedt de onvertaalde naam JHWH ook alle ruimte om daaraan menselijke gevoelswaarden toe te kennen. De één leest hierin 'De Eeuwige', de ander 'De Machtige', weer een ander 'Ik ben'.
7 Naar men algemeen aanneemt is de Filippus waarover in Handelingen 6-8 verteld wordt een ander dan de apostel (eerder discipel) Filippus. De Filippus waarover in het boek Handelingen verteld wordt, werd door de apostelen als diaken in Jeruzalem aangesteld (Handelingen 6,2-5a). Deze Filippus trad ook als evangelist op (Handelingen 21,8). Vooral in Samaria (Handelingen 8,5), maar ook in de Gazastrook (Handelingen 8,20) en Asdod (Handelingen 8,40).
8 Petrus richtte zich in zijn toespraak op Pinksteren aanvankelijk nog tot de Joden. (Handelingen 2,22-38)
9 Dat was ook de reden dat Jezus zo vaak naar de synagogen ging. (Marcus 1,2 en Lucas 6,6)
10 Dat komt ook tot uitdrukking in het Griekse woord dat in het Nieuw Testament wordt gebruikt voor ‘bekeren’. Strikt genomen betekent het 'er anders over gaan denken' of 'tot andere gedachten komen'. In het OT heeft bekeren de betekenis van 'jezelf omdraaien en een andere weg gaan'. En dat was precies wat de Joden in de tijd van de profeten moesten doen. Niet de afgoden achterna gaan maar zich omdraaien naar de HERE God.
11 Toen God Adam en Eva schiep, schiep Hij hen zonder een zweem van egoïsme. Adam en Eva waren helemaal voor de HERE God en voor elkaar, zelfs het meest intieme van hun lichaam en geest (Genesis 2,25). Na de zondeval veranderde dat echter radicaal en wilden zij zich niet meer aan God en elkaar blootgeven (Genesis 3,7-8). Met die zonde wordt ieder mens geboren. Zonder dat de Bijbel dat zegt, zou het wel eens kunnen zijn dat de erfzonde (de zonde waarin de mens geboren wordt (Psalm 51,7)) juist in egoïsme heel zichtbaar wordt. Niet voor niets noemt Jezus het gebod tot liefde voor God en medemens het belangrijkste gebod (Marcus 12,30-31)
12 Een sprekend voorbeeld hiervan vinden wij in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10, 25/37)
13 Prof Alvan Ellegard is één van die moderne theologen. In zijn boek 'Jezus - Honderd jaar voor Christus' beschrijft hij Jezus als een profeet die 100 jaar voor het begin van onze jaartelling leefde en tot 'leven' kwam door wat Paulus over Hem zei. De evangelisten zouden pas veel later, Paulus was toen allang gestorven, de evangeliën hebben geschreven.
14 Algemeen wordt aangenomen dat Johannes zijn evangelie geschreven heeft toen hij aan het einde van zijn leven predikant in Efeze was. En dat hij daarna verbannen is naar Patmos waar hij in visioenen zag mocht zien hoe het zal zijn aan het einde van de tijd en de wereldgeschiedenis daarheen op weg is. Hoewel deze veronderstelling heel redelijk is en men daarvoor goede gronden aanvoert, bestaat daarover geen absolute zekerheid. Misschien schreef Johannes zijn evangelie wel nadat hij op Patmos was geweest. Dat zou zijn evangelie wel een heel bijzonder perspectief plaatsen. Dit krijgt het overigens ook wanneer wij het evangelie in het perspectief van Openbaringen lezen.