4 De Heer van de sabbat, bedreigd met dood en geweld.

Hoewel de zevende dag van de week al in het begin van de Bijbel een heilige dag genoemd wordt, spreekt de Bijbel pas in de wet van Mozes over de sabbat als een heilige rustdag waarop mensen bijeen moeten komen om God te eren. We weten dus niet of en hoe bijvoorbeeld Adam, Henoch, Noach of Abraham de sabbat vierden. Misschien was de sabbat voor Abraham in de tijd dat hij de afgoden nog diende1, wel een ongeluksdag waarop je maar beter niet aan het werk kon gaan2. Of de Joden de sabbat al kenden toen zij in Egypte woonden, weten we evenmin. Als zij de sabbat al kenden, dan niet als een rustdag. Althans niet gedurende het grootste deel van hun slavernij. Want de beste manier om iemand geestelijk en lichamelijk kapot te maken is om hem geen dag rust te gunnen. Die methode zullen de Egyptische opzichters beslist niet ongebruikt hebben gelaten om het leven van de IsraĆ«lieten moeilijk te maken. Volgens een oud Joods verhaal veranderde dat toen Mozes prins aan het hof van de farao was. Hij zou, toen hij zag hoe zwaar de IsraĆ«lieten leden onder de slavenarbeid, naar de farao zijn gegaan en hem de raad gegeven hebben de IsraĆ«lieten Ć©Ć©n dag per week te laten uitrusten van hun werk. Dat zou hun productiviteit ten goede komen en voorkomen dat zij allen op den duur arbeidsongeschikt zouden worden. Omdat de farao wel wat zag in het advies van Mozes, mocht Mozes zelf bepalen op welke dag de rustdag voor de IsraĆ«lieten moest vallen.

Mozes koos daarvoor de zevende dag van de week, de dag waarop God van Zijn scheppingswerk gerust had. Volgens een andere Joodse overlevering hebben de Joden toen hun nieuw verworven rustdag vooral ook gebruikt om aan elkaar de verhalen te vertellen over de aartsvaders, over Abraham, IzaƤk en Jakob. En over Jozef en waarom zij indertijd als volk in Egypte waren gaan wonen. Uit die verhalen putten zij moed. Want daaruit bleek dat zij niet altijd slaven waren geweest en dat Egypte niet hun vaderland en zeker niet hun bestemming was. De rustdag en verhalen doorbraken op die manier voor hen de geestdodende sleur van altijd maar werken en nooit vrij zijn. Voelden zij zich weer een beetje mens en bevrijd van hun gevoel van minderwaardigheid. Je zou kunnen zeggen dat de sabbat voor de Israƫlieten toen al een beetje een dag van bevrijding werd en hun perspectief gaf op nieuw leven.

Of die oude Joodse verhalen wel helemaal recht doen aan wat in werkelijkheid gebeurde, is de vraag. Want toen de Israƫlieten in de woestijn voor de eerste keer manna kregen, begrepen zij niet waarom zij op vrijdag een dubbel portie moesten rapen. Mozes moest hun toen eerst uitleggen dat er op zaterdag geen manna zou zijn omdat die dag een rustdag voor de HERE was. Wat de diepe betekenis van de sabbat was, werd hun pas echt duidelijk toen de HERE God hen als Zijn volk aan Zich verbond en de sabbat teken van dat verbond maakte en symbool van leven in vrijheid. Toen werd de sabbat voor hen echt een rustdag waarop zij God moesten eren als Schepper en Heer van de schepping.

In de tijd dat de Israƫlieten door de woestijn trokken, was de sabbat ook bedoeld als proef op de som van hun vertrouwen op God. Iedere dag zou er manna zijn, behalve op de sabbat. De koeken die zij van het manna konden zij niet bewaren tot de volgende dag, behalve wanneer die volgende dag sabbat was. Toen de Israƫlieten in KanaƤn waren aangekomen en van de vruchten van het land konden eten, was het manna niet meer nodig. Toen was ook de sabbat als proef op de som van hun vertrouwen op God niet meer nodig3.In plaats daarvan kregen de Israƫlieten toen het sabbatsjaar als proef op de som. Zes jaar lang mochten zij alles en zoveel zij wilden op hun akkers verbouwen, behalve in het zevende jaar. Dan moesten zij hun akkers rust geven en erop vertrouwen dat God hun ook zonder oogst ruimschoots van voedsel en nieuw zaaigoed zou voorzien. Dat was heel wat anders dan ƩƩn dag per week zonder manna. Een jaar zonder oogst vraagt wel heel erg veel vertrouwen. Naar later bleek te veel. Want toen de Israƫlieten eenmaal in KanaƤn woonden, kwam er van het sabbatsjaar niet veel terecht. Tot aan de ballingschap hebben zij het sabbatsjaar niet gehouden4.Dat was, zo moest de profeet Jeremia tegen hen zeggen, ƩƩn van de redenen dat zij zeventig jaar in ballingschap moesten doorbrengen. Die woorden hebben diepe indruk gemaakt op de Joden die in ballingschap geweest waren. Het eerste wat zij deden toen zij in Israƫl waren teruggekeerd, was God en elkaar plechtig beloven in het vervolg het sabbatsjaar te zullen houden.

Toen de sabbat niet langer de proef op de som van vertrouwen op God was, kwam alle nadruk ineens te liggen het arbeidsverbod van de sabbat en de eis God te eren als Schepper en Heer van de schepping. Maar toch is dat niet het enige. Het vierde gebod van Gods wet spreekt niet alleen van een arbeidsverbod voor de sabbat, maar ook heel nadrukkelijk over een arbeidsgebod voor de overige dagen van de week. De Israƫlieten hebben dat van meet af aan heel goed gezien en zowel het arbeidsverbod als het arbeidsgebod een plaats gegeven in de Joodse traditie. In zes dagen schiep God de hemel en de aarde en al wat is en leeft. Toen was de schepping af en volmaakt, daaraan hoefde niets meer te worden veranderd of toegevoegd. Daarom rustte God op de zevende dag en maakte Hij er een bijzondere, heilige, dag van. Zo moesten mensen hun leven ook inrichten. Zes dagen van de week Gods schepping gebruiken, exploiteren en tot ontwikkeling brengen en op de zevende dag rusten. Dat betekent overigens niet dat mensen op de sabbat helemaal niets meer mogen doen. Zij mogen juist van alles doen, zolang dat wat zij doen maar niets toevoegt of verandert aan de schepping. Een Joodse boer mag op de sabbat dus niet ploegen, zaaien of oogsten op de sabbat. Want daarmee zou hij de schepping veranderen. Een Joodse huisvrouw mag op de sabbat geen eten koken. Want dan zou zij vuur moeten maken en daarmee de schepping veranderen. Een Joods kind mag op de sabbat echter zoveel huiswerk maken als het wil, zolang het maar geen woordjes opschrijft op een stuk papier. Want woorden opschrijven voegt iets toe aan de schepping.

Er voortdurend aan denken of wat je doet iets toevoegt of verandert aan de schepping, houdt je wel scherp op de betekenis van de sabbat. Voor de Joden betekende dat heel concreet dat zij met het arbeidsverbod voor de sabbat voortdurend eraan herinnerd werden dat God de Schepper is van hemel en aarde en dat die machtige God met hen een eeuwig verbond gesloten had. Dat betekende dat wie voorbijging aan het arbeidsverbod voor de sabbat, voorbijging aan Gods verbond met hem. Wie Gods verbond geen plaats in zijn leven geeft, heeft geen recht op een plaats in het volk van God. Zo iemand moet sterven. Daarin was de wet van God glashelder. Toch wisten de Israƫlieten in het begin van hun tocht door de woestijn niet wat zij moesten doen met de man die op de sabbat hout was gaan sprokkelen. Dat de man fout was, was wel duidelijk. Maar of hij daarom ook gedood moest worden, was voor de Israƫlieten toen nog de vraag. Misschien was de vrouw van de man wel ziek en had de man door de week, wanneer iedereen hout aan het zoeken was, geen tijd om urenlang hout te gaan zoeken. Zoveel hout was nu ook weer niet in de woestijn en zeker niet voor zoveel mensen. Begrijpelijk dat de man dan even op de sabbat hout ging zoeken. Of niet soms? De Israƫlieten wisten het eigenlijk niet. Mozes moest maar aan God vragen wat zij met de man moesten doen. Toen God liet weten dat de man toch gedood moest worden, vervulde dat oordeel de Israƫlieten met vrees. Want het betekende dat het arbeidsverbod voor de sabbat wel heel erg precies luisterde. Dat daarvoor zelfs de zorg voor de eerste levensbehoeften moest wijken!

Dat was nogal wat! Want hoe gemakkelijk doe je op de sabbat niet iets dat eigenlijk niet mag. Iets waarvan je denkt dat het echt nodig is of geen uitstel lijden kan. Of doe je iets ongemerkt en ongewild. Zit je bijvoorbeeld te praten, pak je, zonder erbij na te denken, een potlood en ga je iets zitten tekenen. Een potlood pakken mag wel. Maar iets op papier zetten, mag niet; het voegt iets toe aan de schepping. Daarom hebben de Joden afgesproken dat het pakken van een potlood ook een handeling is die niet op de sabbat mag worden gedaan. Zo zijn zij aan hun lange lijst van arbeidsverboden voor de sabbat gekomen. Eerst stonden op die lijst alleen de 39 activiteiten die met de bouw van de tabernakel te maken hadden5.Later hebben zij aan ieder van die 39 werkzaamheden 38 daarmee samenhangende activiteiten toegevoegd die op zich niet verboden waren, maar iemand wel gemakkelijk ertoe brengen konden iets te doen dat niet mocht op de sabbat. Al met al kenden de Joden dus 1600 arbeidsverboden voor de sabbat. Vergeleken met het aantal concrete arbeidsverboden die in de Tora genoemd worden dus wel heel erg veel. Dat vonden de Joden zelf ook en spraken daarom over hun arbeidsverboden wel eens spottend als de 'bergen aan een haartje'.

Voor de Joden betekende dat grote aantal arbeidsverboden dat zij op de sabbat vrijwel niets mochten doen. Alleen datgene dat strikt nodig was om te voldoen aan hun godsdienstige plichten of wanneer het leven van mens of dier gevaar liep. Toch was de sabbat voor de Joden geen vervelende dag. Integendeel zelfs, de sabbat was voor iedere week weer een feestdag! Het arbeidsverbod herinnerde immers eraan dat God hen uit Egypte had bevrijd en dat zij daarmee alle ruimte en vrijheid gekregen hadden om zes dagen van de week te werken in een vrij en onafhankelijk land. Daarvoor wilden zij maar wat graag hun werk even laten rusten om God te danken en te prijzen. Bovendien sprak de sabbat ook van de komende Messias. Van een tijd van volkomen rust en vrijheid voor altijd. Daaraan werden de Joden met name herinnerd wanneer de sabbat in de synagoge werd afgesloten met het lezen van de profetie van Jesaja over het eeuwige heil en het zingen van het lied 'Moge de profeet Elia komen, met zijn Messias, de Zoon van David'. Hoe concreet dat gebed verhoord was in de komst van Johannes de Doper als de beloofde Elia en die profetie vervuld in de komst van Jezus als de beloofde Messias, zagen de Joden in de tijd van Jezus niet. Zelfs niet door de heldere manier waarmee Jezus dat in taal en wonder duidelijk maakte. Vaak en juist op de sabbat. Zoals bijvoorbeeld in de synagoge van Kapernaum toen tijdens de samenkomst ineens een man opstond en schreeuwde dat Jezus de Zoon van God was. Hoe waar ook, toch mocht de man dat niet zeggen. Want met die woorden wilde hij bij mensen angst voor Jezus laten ontstaan en Hem een slechte naam te bezorgen. Daarom moest de man zwijgen. Of beter gezegd moest de boze geest zwijgen die hem beheerste. Dat beval Jezus die geest dan ook te doen: zwijgen en de man verlaten. Tot verbazing van de mensen gehoorzaamde deed de boze geest dat ook nog. Zij het 'knarsetandend', maar ook dat hielp niet. Want toen hij de man op het laatst nog te beschadigingen, kon hij zelfs dat niet meer.

Na de dienst in de synagoge is Jezus met Petrus mee naar huis ging gegaan om bij hem thuis de sabbatsmaaltijd te gebruiken. Dat was althans de bedoeling. Maar toen zij bij het huis van Petrus aankwamen, bleek zijn schoonmoeder plotseling en letterlijk doodziek te zijn geworden. Petrus' vrouw had tijd Jezus te begroeten. Vol angstige hoop vroeg zij Hem of Hij haar moeder weer beter wilde maken. Dat het sabbat was mocht geen punt zijn, haar moeder was immers in levensgevaar! Daarmee was Jezus het blijkbaar helemaal eens. Want Hij vroeg niet verder maar ging aan het voeteneind staan van het bed van de zieke vrouw en gebood de koorts haar te verlaten. Wonder boven wonder gebeurde dat op datzelfde moment. En niet alleen dat, maar de vrouw was ook van het ene op het andere moment weer zo fit als een hoentje, in staat om de maaltijd verder te bereiden en op te dienen. De buren die wel gehoord wat er aan de hand was -in die tijd hadden de ramen nog geen ruiten- waren stomverbaasd over Jezus' tweede wonderlijke genezing op die sabbat. Het duurde niet lang of iedereen in het dorp wist ervan. Maar niemand die zich eraan stoorde dat Jezus eerst de man in de synagoge en daarna Petrus' schoonmoeder op de sabbat genezen had. Dat het sabbat was, wisten de mensen maar al te goed. Want hoe graag zij ook hun zieken door Jezus wilden laten genezen, zij wachtten eerst rustig het einde van de sabbat af en gingen toen pas met hun zieken naar Jezus om hen door Hem te laten genezen. Hoe de Farizeeƫrs en schriftgeleerden over Jezus' wonderen tot bekering dachten, vertelt de Bijbel niet. Misschien hadden zij ook niet zoveel problemen met die twee sabbatsgenezingen. In beide gevallen zou je kunnen zeggen dat het spoedeisende handelingen waren. Wel namen zij zich voor Jezus vanaf dat moment wat beter in de gaten te houden en vooral te letten of en in welke mate Hij zich aan de sabbatsregels hield.

Dat bleek een paar weken later wel toen Jezus na de ochtenddienst in de synagoge in plaats van met iemand mee te gaan voor de sabbatmaaltijd6,met de discipelen ging was gaan wandelenin de korenvelden buiten het dorp7.Omdat de discipelen naar Joods gebruik die ochtend niet gegeten hadden8, kregen zij al gauw behoorlijk honger. Eerst was het maar een enkeling die stiekem naar het zowat rijpe koren keek, later deden alle discipelen dat. Zouden ze een paar aren plukken en uitwrijven? Op de sabbat? Dat kon eigenlijk niet. Ook niet als je rammelde van de honger? Wie er begon vertelt de Bijbel niet, maar ineens plukten zij allemaal een paar aren, wreven die uit en aten de rijpe korrels. Normaal gesproken was daar niet op tegen. Maar op de sabbat lag dat anders. 'Oogsten' en 'dorsen' zijn handelingen die de schepping veranderen en daarom verboden te doen op de sabbat. Zelfs wanneer het gaat om een paar aren en om je honger te stillen. Vreemd genoeg zei Jezus er niets van. Dat vonden de Farizeeƫrs tot hun grote ergernis ook en zeiden er prompt wat van. Die schijnheilige wetgeleerden! Altijd commentaar op wat een ander volgens hen verkeerd deed en altijd maar weer dat hameren op de wet en de traditie. Maar zelf hielden zij zich niet aan de wet en de traditie. Want wat deden de Farizeeƫrs rond het middaguur daar in die korenvelden? Moesten zij dan geen sabbatsmaaltijd houden? Hoe kwamen zij daar? De korenvelden lagen echt een beetje verder dan zij in ƩƩn keer op de sabbat mochten lopen9! Het kon dus niet anders dan dat zij, toen Jezus de synagoge verliet, Hem bewust achterna zijn toen Hij richting korenvelden ging. Om, zoals later bleek, bewijzen tegen Jezus te verzamelen van Zijn moedwillig voorbij gaan aan het arbeidsverbod voor de sabbat. Om Hem later te kunnen doden. Want dat is immers wat de wet gebiedt: wie het arbeidsverbod van de sabbat negeert, moet gedood worden. Zo staat het inderdaad in de wet.

Maar dat betekent nog niet dat een mens op de sabbat helemaal niets mag doen. In de wet van Mozes staat bijvoorbeeld ook dat de priesters op de sabbat mogen werken. Nog wel voor hun dagelijks voedsel. Want de toonbroden die zij op de sabbat moesten wisselen, mochten zij mee naar huis nemen om op te eten. Of om aan anderen te geven die zichzelf niet kunnen redden. Ook al is het sabbat. Zoals bijvoorbeeld aan David en zijn mannen toen zij op de vlucht voor Saul, op een sabbat hongerig en zonder voedsel in Nob aankwamen. De Bijbel spreekt daarover geen kwaad woord. Zouden de discipelen dan niet op de sabbat een paar aren mogen plukken om hun honger te stillen? Bovendien, zo vervolgde Jezus, maakte Hij uit wat wel of niet op de sabbat gedaan mocht worden. Hij mocht dat doen omdat Hij van God kwam. Hoe vreselijk die woorden naar de mening van de Farizeeƫrs als godslastering klonken, toch waren zij muziek in hun oren. Want daarmee hadden zij twee redenen om Jezus aan te klagen. De eerste vanwege Zijn negeren van het arbeidsverbod en de tweede vanwege Zijn godslastering. Nu was er helemaal geen beletsel meer Hem ter dood te brengen. Maar dat deden zij toch niet10.Niet zozeer omdat het die dag sabbat was, daarvan zouden zij zich later ook niet veel aantrekken. Het ging hen blijkbaar vooralsnog alleen nog maar om bewijzen.

Daarop wees althans ook hun gedrag op de sabbat daarna toen zij een man met een verlamde arm hadden meegenomen naar de synagoge. Afgezien van zijn verlamde arm, was de man kerngezond. Er was dus geen enkele reden de man op de sabbat te genezen. Toch hoopten de FarizeeĆ«rs dat Jezus dat zou doen. Want dat zou opnieuw een bewijs zijn dat Hij Zich niet aan het sabbatsgebod hield. Toen Jezus bij het binnengaan van de synagoge de man zag zitten deed Hij echter of Hij hem niet had gezien. Ook tijdens de dienst schonk Hij geen aandacht aan de man. De FarizeeĆ«rs werden al bang dat de valstrik die zij met de man voor Jezus gezet hadden, niet zou werken. Daarom vroegen zij, toen de liturgie de ruimte voor een gedachtewisseling bood, aan Jezus of het toegestaan was iemand op de sabbat te genezen. Omdat het voor iedereen wel duidelijk was dat de FarizeeĆ«rs daarbij de invalide man op het oog hadden, vroeg Jezus de man naar voren te komen. Dan kon iedereen zien dat hij niet in staat was op een normale manier in zijn levensonderhoud te voorzien11. Toen was de vraag ineens niet meer of je iemand op de sabbat genezen mocht, maar of je iemand die zich niet kan redden aan zijn lot mag over laten omdat het sabbat is. Vee laat je op de sabbat toch ook niet onverzorgd of aan hun lot over. Dan toch zeker niet een mens die zichzelf niet kan redden! Zo iemand moet je toch helpen, ook al is sabbat! Maar daarop wilden de FarizeeĆ«rs niet ingaan. Het had trouwens toch geen zin meer met Jezus in discussie te gaan en daarom hadden zij ook geen belangstelling meer voor de man. Die lieten zij gewoon aan zijn lot over. Midden in de synagoge en vlak na Jezus' woorden van naastenliefde en erbarmen! Over egoĆÆsme gesproken! Jezus werd daarover intens verdrietig en zichtbaar kwaad. Maar toen Jezus de man metterdaad hielp en genas, werden de FarizeeĆ«rs nog kwader.

Zo gauw ze konden verlieten zij de synagoge om te overleggen hoe zij Jezus zo gauw mogelijk voor altijd het zwijgen konden opleggen. Als het even kon zonder daarbij zelf al te sterk en direct betrokken te raken. Want het 'bewijsmateriaal' dat zij voor een eerlijk Joods proces tot nu toe hadden was wel erg dun geworden door de manier waarop Jezus hun valstrik tegen henzelf had gebruikt. Zij besloten daarom dat Herodes maar met Jezus moest afrekenen. Hij had ervaring; Johannes de Doper had hij ook zonder een eerlijk proces het zwijgen opgelegd. Herodes voelde daar echter niets voor, hij wilde eerst wel eens weten wie Jezus was. Dat gaf Jezus de tijd om in alle rust KapernaĆ¼m te verlaten. Want van de kant van de gewone mensen had Hij geen kwaad te duchten. Ook niet van de inwoners van Kapernaum en zeker niet van de mensen uit de omgeving. Integendeel zelfs, die volgden Hem massaal. Vooral vanwege de wonderen van genezing die Hij deed. Wonderen tot bekering. Maar daarover mochten de mensen vooreerst nog niet hardop praten.

Niet zo lang daarna is Jezus naar Jeruzalem gegaan om Ć©Ć©n van de Joodse feesten bij te wonen. Welk feest het was, vertelt de evangelist Johannes ons niet. Blijkbaar is dat ook niet belangrijk12.Wat wel belangrijk is, is dat Jezus in die tijd eens op een sabbat13naar de vijvers van Bethesda gegaan14.Daar zat een groot aantal zieken en invaliden te wachten tot het water in de vijver zou gaan bewegen. Want wie als eerste in het 'levende' water wist te komen zou genezen zijn van zijn ziekte of handicap. Onder hen was ook een man die al 38 jaar invalide was. Hoop op genezing had hij nauwelijks meer. Want hulp om hem in het water te gooien had hij niet. Zonder hulp zou hij nooit als eerste in het water kunnen komen. Dat maakte de handicap van de man dubbel zwaar. Als gehandicapte is je uitzicht op het leven toch al zo beperkt en als je dan ook nog door je broeders en zusters in de kerk aan je lot wordt over gelaten, zie je het vaak helemaal niet meer zitten. Maar Jezus vergeet niemand. Ook de man bij de vijver van Bethesda niet. Hij vroeg hem of hij beter wilde worden. Natuurlijk wilde de man dat. Daarom zat hij immers al jaren bij de vijver! Vol verwachting keek hij op. Zou die Man die hij niet eens kende15hem echt willen helpen? Begon het water in de vijver al te bewegen? Dus niet. Dat was trouwens niet nodig ook. Want toen Jezus tegen de man zei dat hij zijn matrasje moest oppakken en naar huis gaan, gebeurden er twee wonderen. De man werd gezond! En hij geloofde het ook nog! Hij zei niet 'Ik moet toch eerst het water in' of ā€˜Wat denkt U wel dat ik na 38 jaar ineens weer lopen kan'16.Niets van dat alles. De man geloofde, pakte zijn matrasje op en ging naar huis! Hij was zo blij dat hij helemaal vergat dat het sabbat was en niet met een matrasje over straat mocht en de stad binnengaan17.Hij vergat zelfs Jezus te bedanken of te vragen wie Hij was. Toen hij daaraan dacht, zag hij Hem niet meer.

Een paar dagen later kwam hij Jezus echter weer tegen. Misschien wel vlakbij de Mooie Poort waar hij op dat moment net aan de verlamde bedelaar daar vertelde hoe hij op wonderlijke wijze genezen was terwijl het water in de vijver niet eens in beweging was gekomen. De bedelaar van de Mooie Poort kende de verlamde van Bethesda wel. De mensen die hem18iedere morgen naar de Mooie Poort brachten hadden hem ook wel eens naar de vijver van Bethesda gebracht. Zo ver is de vijver van Bethesda nu ook weer niet bij de Mooie Poort vandaan. Maar ook de verlamde bedelaar had daar geen genezing gevonden. Misschien was hij wel jaloers dat Jezus die toch zowat iedere dag bij hem voorbij kwam, hem letterlijk en figuurlijk had laten zitten en speciaal naar de verlamde bij de vijver was gegaan om hem te genezen. De man bij de vijver had ooit eens kunnen lopen, maar hij niet! Wat de man echter niet wist was dat God heel andere plannen met hem had. Dat zijn genezing later haast nog spectaculairder zou zijn. De verlamde van Bethesda had ooit nog eens leren lopen. Maar hij wist niet eens wat het was op eigen benen te staan en zijn evenwicht te bewaren. Toch had hij binnen een paar tellen zijn evenwicht gevonden toen Petrus hem genezen had. Toen kon hij ineens lopen, springen en dansen alsof hij nooit iets anders had gedaan. Zoals gezegd, zover was het nog niet toen Jezus nog op aarde was. Toen was het de beurt van de man uit Bethesda om mee te werken het goede nieuws van God door te geven. En dat deed de man. Vooral nadat Jezus tegen hem zei dat hij niet meer moest zondigen. Niet meer zondigen? Dat lukt niemand toch! Of doelde Jezus daarmee op de zonde waardoor hij verlamd geworden was en zo lang gebleven19?De Bijbel vertelt daarover niets. Is dus ook niet belangrijk. Wel dat de man zo blij was dat hij weer lopen kon, dat hij aan iedereen vertelde dat Jezus hem genezen had. Zo hoorden ook de Farizeeƫrs ervan. Tot hun grote ergernis.

Want waarom moest de man die al 38 jaar verlamd was uitgerekend op de sabbat genezen worden? Dat had toch nog wel nog ƩƩn dag kunnen wachten? Maar daarvan wilde Jezus niet horen. Omdat zijn Vader in de hemel ook op de sabbat werkt, mocht Hij de man op de sabbat te genezen. Die woorden sloegen bij de Farizeeƫrs in als een bom. Met die woorden had Jezus zich schuldig gemaakt aan de meest grove godslastering waarop de doodstraf stond. Dat wilden de Farizeeƫrs naar het scheen op datzelfde moment nog doen ook. Maar nog voordat de Farizeeƫrs Hem gevangen nemen konden is Jezus toen teruggegaan naar Galilea.

Intussen was het wel duidelijk geworden dat Jezus zijn leven niet langer veilig was in Judea. Zelfs niet met de grote feestdagen. Daarom ging Hij een paar maanden later in verband met het Loofhuttenfeest heel onopvallend naar Jeruzalem. Ongetwijfeld waren er toch mensen die Hem gezien hadden, maar die hielden hun mond toen de Farizeeƫrs die bij iedereen en overal navraag naar Hem deden. Niemand durfde namelijk openlijk over Jezus praten. Halverwege het feest liet Jezus echter ineens alle voorzichtigheid varen door in de tempel de mensen openlijk toe te spreken. Niet alleen dat, maar door ook door opnieuw te zeggen dat Hij van God kwam. Dat was nu precies de 'godslastering' waarom de Farizeeƫrs Hem een paar maanden eerder door Herodes hadden willen gevangen nemen. Nu deed Hij het weer! Nog wel op het Loofhuttenfeest! Zo gauw ze konden stuurden de Farizeeƫrs de tempeldienaars op Hem af om Hem gevangen te nemen. Maar toen zij Jezus' machtige woorden over levend water hoorden20,weigerden zij Hem gevangen te nemen. Tot grote woede en ergernis van de Farizeeƫrs. De volgende dag waren zij nog zo kwaad, dat toen Jezus opnieuw zei van God te komen, zij Hem op datzelfde moment nog wilden stenigen. Naar het scheen helemaal vergetend dat het die dag sabbat was21.Hoewel, even aarzelden zij. Dat gaf Jezus net even de gelegenheid de tempel te verlaten. Buiten de tempel ging Hij eigenlijk gewoon door waarmee Hij binnen de tempel ook al bezig was. Hij genas een man die vanaf zijn geboorte al blind geweest was.

Op de sabbat nog wel. Net alsof de genezing van de man geen dag kon wachten! Dat kon het inderdaad niet, want Jezus gebruikte de genezing van de man als een wonder tot bekering. Hij wilde de man juist op de sabbat, de dag van perspectief op leven, weer perspectief op leven geven en door hem allen die er later van zouden horen, perspectief op eeuwig leven. Ook de Farizeeƫrs hoorden van de wonderlijke genezing van de man en voelden blijkbaar Jezus' diepere bedoeling daarmee aan. Want dadelijk na de genezing van de man probeerden zij bij iedereen twijfel te zaaien over zijn genezing. Was de man die 'genezen' zei te zijn wel de man die vanaf zijn geboorte blind was geweest. En als hij het al was, was hij eigenlijk wel blind geweest. Hoe kon hij anders zomaar zien? Zelfs bij de man zelf probeerden zij twijfel te zaaien door te vragen hoe het eigenlijk kon dat hij zo maar opeens weer kon zien. Hij moest niet denken dat Jezus dat had gedaan. God was degene die hem genezen had. Ook moest hij niet denken dat Jezus een door God gezondene was. Want iemand die van God kwam, houdt zich aan de wet en de traditie en werkt niet op de sabbat. Maar wat de Farizeeƫrs ook zeiden, de man hield vol dat Jezus op zijn minst een groot profeet was. Dat Hij een gewoon mens zou zijn en niet eens ƩƩn van de beste soort, geloofde de man helemaal niet. Jezus had hem genezen, dus moest Hij wel een door God gezondene zijn.

Toen gebeurde waarmee de Farizeeƫrs al eerder gedreigd hadden22,zij excommuniceerden de blindgeboren man. Voor de man moet dat heel erg zijn geweest. Lichamelijk kon hij weer zien, maar geestelijk gezien was de toekomst nu voor hem ƩƩn groot zwart gat. Hij werd een paria, een uitgestoten. Uitgestoten uit kerk en maatschappij. Maar voor Jezus lag dat anders. Hij zocht de man op en troostte hem met Zijn evangelie van de Zoon van God. Opnieuw die vergaande 'godslastering'! Maar vreemd genoeg deden de Farizeeƫrs toen ineens niets meer. Zij lieten Jezus althans de ruimte om opnieuw in heldere beelden over bekering te spreken. Erg lang gunden zij Hem die vrijheid trouwens niet. Want toen Jezus op een zeker moment zei zelf over zijn leven te kunnen en mogen beschikken, sloeg bij de Farizeeƫrs opnieuw de vlam in de pan. Zij kregen daardoor zelfs ruzie onder elkaar. De ene groep Joodse leiders meende dat iemand die dergelijke grove godslasteringen sprak, van de duivel zelf bezeten moest zijn. Anderen begonnen toch te twijfelen, iemand die blinden het licht in de ogen geeft kon toch moeilijk beheerst worden door duistere machten.

Dat betekende overigens niet dat het voor Jezus minder gevaarlijk was in Judea. Het gevaar bleef. Toch is Hij tegen het eind van het jaar weer naar Jeruzalem gegaan om daar het Chanoekafeest te vieren. Eigenlijk vreemd. Want toen Hij verplicht was naar Jeruzalem om het Loofhuttenfeest te vieren, leek het alsof Hij niet wilde gaan en ging vervolgens in het geheim. Toen niets en niemand Hem verplichtte naar Jeruzalem te gaan, ging Hij juist wel en openlijk. Naar de mens gesproken zouden wij in zo'n situatie thuis gebleven zijn. Maar Jezus niet. Hoewel het geen religieus feest was, was het Chanoekafeest voor de Joden een buitengewoon belangrijk feest. Het was het grote feest van het licht23. Omdat Jezus op het Loofhuttenfeest24zo nadrukkelijk gezegd had dat Hij het Licht van de wereld was, kon Hij moeilijk wegblijven van het grote Joodse feest van het licht om te getuigen dat Hij de Christus is en de Zoon van God. Dat was ook precies wat Hij zei en waardoor de Joodse leiders weer met elkaar op Ć©Ć©n lijn kwamen. EĆ©n front vormden tegen Jezus om Hem vanwege Zijn grove 'godslasteringen' te stenigen.

Omdat het toen nog te vroeg was voor Zijn lijden en dood is Jezus naar een veiliger plaats gegaan. De plaats waar Johannes de Doper in zijn beginperiode gedoopt had. Echt rustig was het daar niet, omdat de mensen Hem daar heel goed en massaal wisten te vinden. Ook de Farizeeƫrs hadden gemakkelijk naar Hem toe kunnen gaan. Maar om de ƩƩn of andere reden deden zij dat niet. Blijkbaar kwamen zij niet zo graag in de streek even ten noorden van de Dode Zee. Toen Johannes daar preekte en doopte en zij wilden weten wie hij was, hadden zij een paar priesters en tempeldienaars gestuurd om navraag bij hem te doen. Misschien meden de Farizeeƫrs dat gebied wel omdat daar de Essenen woonden met wie zij in geestelijk opzicht niet erg op ƩƩn lijn zaten. Voor Jezus betekende het in ieder geval een betrekkelijk veiligheid. Dat veranderde echter toen op een dag een man bij Hem kwam en Hem vroeg mee te gaan naar Zijn vriend Lazarus die plotseling zeer ernstig ziek geworden was. Aanvankelijk leek Jezus niet mee te willen gaan. Maar na een paar dagen was Hij ineens reisvaardig en wilde zo gauw mogelijk naar Bethaniƫ gaan. De discipelen waren het daarmee echter helemaal niet eens. Bethaniƫ lag vlakbij Jeruzalem en het was nog maar een paar weken geleden dat de Joden in Jeruzalem Jezus hadden willen stenigen. Dat het levensgevaarlijk voor Jezus was, bleek wel toen Hij de inmiddels overleden Lazarus weer tot leven had gebracht. Toen kwamen er zoveel mensen tot geloof dat de Farizeeƫrs bang werden dat de Romeinen ook het laatste beetje macht en invloed zouden ontnemen. Dat leidde ertoe dat zij met nog meer felheid naar mogelijkheden zochten om Hem ter dood te brengen. Jezus is daarom opnieuw weer naar een rustiger en vooral veiliger plaats gegaan om daar de Paasweek af te wachten.

Maar toen Hij vlak voor de Paasdagen opnieuw naar BethaniĆ« ging om vandaar naar Jeruzalem te gaan, leek er niets aan de hand te zijn. In plaats van vijandschap ontmoette Jezus bezorgdheid bij de FarizeeĆ«rs. Zij kwamen namelijk naar Hem om Hem te waarschuwen dat Herodes van plan was Hem te doden. Het was daarom beter dat Hij niet naar Jeruzalem zou gaan. Helemaal uit de lucht gegrepen was hun advies niet. Herodes, die inmiddels gehoord had wat voor machtige dingen Jezus deed, was doodsbenauwd dat Hij de reĆÆncarnatie van Johannes de Doper was. Hoe dan ook, Jezus trok zich niets aan van het negatieve reisadvies van de FarizeeĆ«rs en ging toch naar Jeruzalem. Daar aangekomen deden de FarizeeĆ«rs nog niets. Of wel, zij nodigden Hem uit voor de sabbatsmaaltijd bij Ć©Ć©n van hen thuis. Toen Jezus daar aankwam, was ervan de welwillende houding van de FarizeeĆ«rs niet veel meer over. De uitnodiging voor de maaltijd was geen gebaar van gastvrijheid, maar een valstrik voor Jezus. Een valstrik die als twee druppels water leek op de valstrik die de Joden indertijd voor Hem in de synagoge van Kapernaum gespannen hadden. Het begon al met de tafelschikking. In plaats van te wachten tot hun gast voor die sabbat was gaan zitten, wisten de FarizeeĆ«rs niet hoe gauw zij de beste plaatsen aan tafel moesten innemen om Jezus goed in de gaten te kunnen houden. Zij hadden namelijk voor de maaltijd ook een ernstig zieke man uitgenodigd25in de verwachting dat zodra Jezus de man zou zien, Hij hem zou genezen. Ook al was het sabbat.

Dat deed Jezus die sabbat nu net niet. Hij vroeg de Farizeeƫrs wel of de wet van Mozes inderdaad verbiedt een mens op de sabbat te genezen. Net zoals hun collega's in Kapernaum indertijd wilden de Farizeeƫrs op die vraag niet ingaan. Daarop deed Jezus ook precies hetzelfde wat Hij in Kapernaum had gedaan, Hij genas de man. Want, zo zei Hij vervolgens tegen de Farizeeƫrs, zij zouden op de sabbat toch ook iemand helpen die hen dierbaar was! Of niet soms? Nee dus, want dat was nu precies waar het fout zat bij de Farizeeƫrs. Goed beschouwd was niemand hen dierbaar. Hun wereld draaide allen om eigen eer. Dus om niets. Daarmee zaten de Farizeeƫrs wel heel erg op de verkeerde weg. Althans de meeste van hen. Want ƩƩn van Farizeeƫrs aan tafel voelde zich aangesproken en kwam tot andere gedachten. Wie die Farizeeƫr was, vertelt de Bijbel niet. Misschien was hij Jozef van Arimethea wel. De man van wie de Bijbel later vertelt dat hij een discipel van Jezus was en buitengewoon verlangend uitzag naar het Koninkrijk van God. De man ook in wiens graf Jezus op de sabbat, de dag van het leven, de dood verkoos boven het leven. Om mensen perspectief op eeuwig leven te geven.

1 Wanneer Abraham tot geloof is gekomen weten we niet. Zijn vader Terah diende in ieder geval wel de afgoden.

2De Babyloniƫrs kenden een sjabattoe als de 15e dag van de maand. Daarnaast waren de 7de, 14de, 19de, 21ste en 28ste dag van de maand cultische dagen waarop koningen en priesters hun ambt niet mochten uitoefenen omdat op die dagen buitengewoon gevaarlijk waren door de werkzaamheid van de demonen

3 Of de sabbat daarmee eens en voor altijd geen proef op de som in vertrouwen meer zou zijn, vertelt de Bijbel ons niet. Misschien moeten we dat aspect of functievan de sabbat (voor ons de zondag) toch eens betrekken in ons denken over werken op de zondag in onze tijd.Vooral wanneer we ook onze toekomstkansen of carriĆØremogelijkheden betrekken in ons denken over werken op de zondag

4 Algemeen wordt aangenomen dat de tijd van de richters in 1367 voor Chr. is begonnen en de eerste deportaties van Joden naar Babel in 701 voor Chr. plaats vonden. Een periode dus van precies 666 jaar. (!)

5 Men veronderstelt wel dat de Joden de werkzaamheden die bij de bouw van de tabernakel hoorden als verboden handelingen voor de sabbat zagen, omdat vlak na de opsomming van die werkzaamheden een herhaling volgt van het arbeidsverbod voor de sabbat. (Exodus 35,2). Meer waarschijnlijk is echter dat de Joden die werkzaamheden verboden achtten op de sabbat omdat zij stuk voor stuk iets toevoegen aan de schepping.

6 Onder de Joden is het gebruik dat men na de ochtenddienst in de synagoge de sabbatsmaaltijd gebruikt in familiekring. Het is daarbij ook gebruik om mensen die niet in de plaats zelf wonen mee te nemen als gast. Zo werd Jezus in Kapernaum bijvoorbeeld door Petrus uitgenodigd (Lucas 4,38a) en in Jeruzalem zelfs door een vooraanstaande Farizeeƫr (Lucas14,1).

7 Uit sommige vertalingen lijkt het alsof Jezus ā€˜toevalligā€™ door de korenvelden liep. Soms ook wordt in verklaring ook wel de suggestie gewekt dat Jezus op reis was door Galilea. Het oorspronkelijke woord dat voor ā€˜wegen door het korenā€™ is gebruikt, kan ook vertaald worden met ā€˜slingerpadenā€™, dus wegen die zich door het landschap slingeren. Het woord dat in Matteus 12,1 gebruikt wordt en vertaald is met ā€˜wandelenā€™  duidt echter op ā€˜met een bepaald doel reizenā€™.

8  De Joden zijn niet gewend om vĆ³Ć³r de ochtenddienst in de synagoge te eten. Zij drinken hoogstens wat water of vruchtensap. Pas na de dienst gaat men eten.

9 De korenvelden liggen op iets meer dan een sabbatsreis (880 meter) buiten het dorp. Zo was dat in de wet van Mozes bepaald om de mensen niet in de verleiding te brengen op de sabbat aan het werk te gaan. (Numeri 35,5) Overigens werd deze afstand pas later een sabbatsreis genoemd. Het was de afstand die men maximaal zonder onderbreking op de sabbat mocht afleggen.

10 Later was dat heel anders. Toen wilden de Farizeeƫrs Jezus juist ter dood brengen omdat Hij gezegd had dat God zijn Vader was en daarmee zei dat Hij aan God gelijk was. (Johannes 5,18)

11 Dat de man niet zelf in voldoende mate in zijn levensonderhoud kon voorzien wordt met name door de arts Lucas onder de aandacht gebracht door te zeggen dat derechterhand van de man verlamd was. (Lucas 6,6b)

12 Als het belangrijk zou zijn geweest te weten naar welk feest Jezus was gegaan, had de evangelist Johannes dat ongetwijfeld verteld. Dat deed hij namelijk altijd wanneer een wonder of uitspraak van Jezus een duidelijke relatie had met een bepaald feest. Voorbeelden daarvan zijn het wijnwonder in Kana (Johannes 2,11-13a) en het broodwonder in Galilea vlak voorafgaand aan het Paasfeest (Johannes 6,4-11). En Jezusā€™ uitspraak over levend gevend water op het Loofhuttenfeest (Johannes 7,2-38).

13 Uit het vervolg van het verhaal van de gebeurtenissen bij de vijver van Bethesda blijkt dat Jezus op de sabbat daar naartoe is gegaan. (Johannes 5,10a)

14 Nauwelijks 200 meter bij de Schaapspoort vandaan en dus vlakbij de tempel ligt Bethesda, het geboortedorp van Maria de moeder van Jezus. Daar waren een paar waterbassins aangelegd waren om regenwater op te vangen om later in de tempel te worden gebruikt. Met name het water van de Schaapsvijver werd hiervoor gebruikt. Het water van de derde vijver was daarenboven heel speciaal water. Het had namelijk een geneeskrachtige werking. Waarschijnlijk vanwege een vulkanische activiteit in de grond net onder de plaats waar de vijver was aangelegd. Om deze vijver was een zuilengalerij in de vorm van een vijfhoek gebouwd. (Johannes 5,2)

15 De man was immers al 38 jaar ziek en lag al lang in Bethesda te wachten en kwam dus nooit op straat. Ook sprak hij blijkbaar niemand. (Johannes 5,10-13) Want toen de men hem later vroeg wie gezegd had dat hij z'n matrasje mocht dragen, wist hij niet dat het Jezus was.

16 Zelfs mensen die een paar maanden niet hebben gelopen, bijvoorbeeld doordat hun been in het gips was gedaan na een gecompliceerde beenbreuk, kunnen nauwelijks ineens weer kunnen lopen nadat het gips verwijderd is. Vaak hebben zij op zijn minst maanden lang fysiotherapie nodig om weer normaal te kunnen lopen.

17 De man is waarschijnlijk met zijn matrasje door de dichtstbijzijnde poort, de Schaapspoort , de stad binnengegaan. Het dragen van een matrasje werd door de Joden gezien als het vervoeren van een vracht en dus op de sabbat verboden (vergelijk Jeremia17). In de NBG51 vertaling van de Bijbel wordt in vers 21 letterlijk gesproken over het verbod op de sabbat een last de poorten van Jeruzalem binnen te brengen.

18 Als de verlamde bedelaar  echte vrienden had gehad, zouden die hem wel in zijn levensonderhoud hebben voorzien (Deuteronomium 15,7) of anders naar Jezus gebracht hebben zoals ook de vrienden van de verlamde man in KapernaĆ¼m deden (Marcus 2,1-3).

19 Uit het verhaal over de genezing van de blindgeboren man (zie even verder in dit hoofdstuk) blijkt dat de discipelen ook geloofden dat de zonde van een mens of die van zijn ouders oorzaak kon zijn van een ernstige ziekte of handicap. (Johannes,1-2 ) Trouwens uit wat Jezus tegen de verlamde man van Bethesda zegt, blijkt ook dat Jezus niet uitsluit dat lichamelijk gebrek een straf op de zonde is. Hij zei namelijk: Zondig niet meer opdat u niet iets ergers overkomt.

20 De tempeldienaars hadden vlak voordat Jezus zei levend water te geven de opdracht gekregen Hem gevangen te nemen. (Johannes 7,32b-38)

21 Dat het sabbat was blijkt uit dat wat er gebeurde nadat Jezus de tempel had verlaten (Johannes 8, 8,59-9,14)

22Volgens sommige Bijbeluitleggers verwijst het woord synagoge niet alleen naar een gebouw waar de Joden samenkomen, maar ook naar de (kerk-) gemeenschap.

23 In 168 voor Christus hadden de Syriƫrs de tempel verontreinigd door daar varkens aan de afgoden te offeren. Dat had hevig verzet opgeroepen bij de Joden, zo zelfs dat Judas de Makkabeeƫr in opstand was gekomen en ten strijde was getrokken tegen de Syriƫrs. En met succes. Drie jaar later versloeg hij Lysias, die zich na het verlies van 5000 man terug trok naar Antiochiƫ. Een uitgebreid verslag van deze strijd is te lezen in het eerste boek van de Makkabeeƫn. (1 Makkabeeƫn 4). Vlak na de overwinning op Lysias is de tempel gezuiverd van alle heidense smetten. Precies op 25 december, voor de Joden de 25e dag van de maand Kislev was de tempel gereed om weer als heilig huis van God dienst te doen. En dat werd, naar het model van het Loofhuttenfeest (2 Makkeeƫn10,6), gevierd met een groot feest wat 8 dagen duurde. Volgens de Joodse overlevering gebeurde er voorafgaand aan het feest een wonder. Toen de tempel in gebruik genomen zou worden, bleek dat er nog maar ƩƩn kruikje met gewijde olie in voorraad was. Precies genoeg om de kandelaar in de tempel ƩƩn dag te laten branden. En het zou minstens een week duren voordat nieuwe gewijde olie beschikbaar zou komen.Wonderlijk genoeg bleek dat ene en laatste kruikje olie voldoende om de kandelaar de volle 8 dagen van het feest te laten branden. En dat was de reden waarom de Joden ook het Chanoekafeest met veel licht vieren.

24 Zie het hoofdstuk 'Het Licht van de wereld'. 

25 Er zijn Bijbelverklaarders die menen dat de zieke man ongenood binnenkwam. Maar geen Jood zal ongenood een huis binnengaan waar de sabbatsmaaltijd wordt gehouden. Tijdens de maaltijd haakt Jezus ook in op deze gewoonte (Lucas 14,12)