Plaats muis hier even voor: Zebedeus de bulderende visser
Jarenlang is het goed gegaan. Maar sinds het mis is met de vis, is het ook weer mis met hem. Is zijn lontje weer veel te kort. Bij het minste en geringste barst hij weer in woede uit en is zijn bulderende stem stratenver te horen1. Waarom het zo tegen zit met de visserij begrijpt hij niet2. Vis zit er toch genoeg in het meer3. De laatste tijd vangt hij echter vaker niets dan iets. Geen vis geen geld.
Zijn dagloners zal hij noodgedwongen binnenkort naar huis moeten sturen4. Dan moet hij het doen met zijn jongens, Johannes en Jakobus. Wel eens goed voor hen wat harder aan te pakken. Dan hebben zij ook niet zoveel tijd meer om met Petrus en Andreas te kletsen5. Daar heeft hij het niet zo op. Petrus is echt zoān kerel van eerst doen dan denken6.
En wie met Petrus omgaat raakt ermee besmet. Niet dat Johannes en Jakobus van die lieverdjes zijn. Zijn oogappels vallen echt niet ver van de boom. Driftkikkers, aartjes naar hun vaartje zijn die jongens van hem. Donderstenen kan je beter zeggen. Ja, trots is hij wel op hen. En anders zijn vrouw wel. Zij vindt het beste haast nog niet goed genoeg voor hun tweetal7.
Zo zit hij daar die ochtend diep in gedachten de teleurstelling over alweer een nacht schrale vangst te verwerken. Als hij even opkijkt, ziet hij de zoon van de timmerman uit Nazareth weer langs het meer slenteren8. Dat is deze week al voor de zoveelste keer. Heeft hij niks anders te doen? Gaat het in de bouw net zoals in de visserij ook al slecht?
Of is het gerucht toch waar dat Jezus overal preekt9 en vertelt dat het koninkrijk van de hemel nabij is10! Gaat hij die onzin nu ook al hier in hun eigen dorp vertellen11? Laat hij liever thuis aan het werk gaan. Woedend komt hij in de benen om hem dat even te zeggen. Maar nog voordat hij zijn bulderstem bij zijn gedachte heeft kunnen voegen hoort hij Jezus Petrus en Andreas toeroepen: 'Volg mij, dan zal ik jullie vissers van mensen maken'12! Wat verbeeldt hij zich wel. Is hij een rabbi? Timmerman houd je toch bij je eigen gereedschap!
Stomverbaasd ziet hij Petrus uit zijn bootje springen en holderdebolder naar de oever waden13. Is die gek! Zie je wel, echt Petrus: Eerst doen dan denken. 't Is maar goed dat het meer hier niet zo diep is, hij zou prompt koppie ondergaan!14 Even later schuift Andreas de boot op de kant en gaat ook hij met Jezus mee15. Met z'n drieƫn komen ze nu zijn kant op. Gauw gaat hij weer zitten. Laten ze hem en zijn zoons16 liever alleen laten!
Dus niet. Vraagt Jezus nota bene ook aan Jakobus en Johannes hem te volgen17. En dat doen ze ook nog! Ze gooien de netten aan de kant, springen op en gaan Jezus achterna18. Woedend springt ook hij op en schreeuwt bulderend: Zijn jullie wel goed bij je hoofd! Hoe moet dat nu met de zaak? Ik kan me toch niet alleen redden!
Een paar maanden later begrijpt hij dat hij zich geen zorgen hoeft te maken over de dag van morgen19.
Dat hij eerst het koninkrijk van God moet zoeken20. Dan zal alles goed komen. Kijk maar naar de leliƫn op het veld21.
11 Algemeen wordt aangenomen dat de roeping van de eerste vier discipelen in Kafarnaum plaats vond. Petrus (en Andreas) woonden net zoals Jezus in Kafarnaum. Van oorsprong kwamen Petrus en Andreas uit BetsaĆÆda (Johannes 1,44) en Jezus uit Nazaret (Matteus 2,23a)
12 Matteus 4,19
13 De Bijbel vertelt niet dat Petrus bij zijn roeping uit de boot sprong om naar Jezus te gaan. Waarschijnlijk is het wel. Petrus was, zoals eerder in deze ontmoeting gezegd, nogal impulsief. Toen Jezus hen na zijn opstanding aan het meer opzocht, sprong Petrus uit de boot om naar Jezus toe te gaan. Johannes 21,7)
14 Maanden later, als Jezus in een storm over het water loopt, gaat Petrus inderdaad zowat kopje onder in het meer. Matteus 14,29-30
15 Matteus 4,20
16 Matteus 4,21.
17 Zie ook hiervoor Matteus 4,21
18 Matteus 4,22
19 Matteus 6,24
20 Matteus 6,33
21 Matteus 6,28